Spreek duidelijke taal

In hoeverre is het mogelijk het begrip ’macht’ als neutraal begrip een of andere vorm van ‘zelfstandigheid’ toe te kennen? Kan gesproken worden van de ‘zelfstandige’ rechterlijke macht in ons land? Was die macht ooit ondergeschikt aan een andere macht? Zeer waarschijnlijk is dat nooit zo geweest. Vanwaar dan die bezorgdheid van de Hofpresident over de zelfstandigheid van de rechterlijke macht? Bedoelde deze functionaris misschien dat de rechtsprekende functie, waardoor de rechterlijke macht zich doet gelden, niet of onvoldoende tot haar recht komt als gevolg van afhankelijkheid van de ambtelijke bureaucratie? Zoals de wetgevende functie zich onvoldoende uitkristallisseert als gevolg van ondoelmatig vergaderen enerzijds en getalm anderzijds met de uitvoering van wesproducten? Of dat de uitvoeringsfunctie niet naar wens tot uitdrukking komt door traagheid van de wetgevingsfunctie? Het ligt niet voor de hand ervan uit te gaan dat machten in ons land elkaar tegenwerken. Ook macht heeft een functie in relatie tot haar omgeving en binnen haar invloedbereik. Zo is sprake van de wetgevings-, uitvoerings- en rechtsprekende functie in de maatschappij. En het zijn de mensen die daaraan invulling moeten geven . Die maken het elkaar zo moeilijk. De organisatiekundige benadering van machtsvraagstukken in organisaties plaatst de problematiek van de organisatiefunctie in het algemeen in de schijnwerpers. Elke organisatie heeft immers een maatschappelijke functie te vervullen. De financiële, personele, informationele, logistieke, productie-, inkoop- en verkoopfunctie in de onderneming zijn alle onlosmakelijk verbonden aan de besturingsfunctie, toegerust met beslismacht . Zoals de wetgevings- en uitvoeringsfunctie een herkenbare plaats en identiteit moeten hebben in het bestuurlijke geheel van ons land, dient ook de rechtsprekende functie een herkenbaar domein te hebben waarbinnen zij met gevatheid tot uiting komt. De organisatiekunde ondersteunt als geen anderde discipline de brede benadering van functioneringsvraagstukken van en in organisaties. En het zij zo: het Hof van Justitie vormt het organisatorische kader voor de concretisering van de rechtsprekende functie in ons land. Juristen die, anders dan economen, doorgaans rechtlijnig denken, staan waarschijnlijk hier niet bij stil. Het blijft te enen male onjuist te stellen dat van de genoemde drie machten de een ondergeschikt is aan de ander. Het heeft er veel van dat zowel de Nationale Assemblee als de regering niet erg goed raad weten met de functioneringsproblematiek van het Hof van Jusstitie als instrument voor het kunnen vervullen van de rechtsprekende functie in Suriname. Beschamend is het dat zelfs de hartenkreten uit het verleden van exponenten bij het Hof vrijwel niets tot stand hebben kunnen brengen. Het vraagstuk van de onderbezetting van het Hof van Justitie ( hier wordt nadrukkelijk niet gesproken van onderbezetting van de rechterlijke macht, aangezien zulks niet mogelijk is) is en blijft een kopzorg waaraan geen einde komt. Inmiddels is wederom het kostbare advies van een consultant aanstaande, terwijl verwacht mag worden dat interne deskundigheid na zoveel levensjaren van het Hof beschikbaar is om verandertrajecten te ontwikkelen. Organisatie- en kwaliteitsontwikkeling in de publieke sector worden steevast uitbesteed aan externen. Dit leerproces gaat daarom voorbij aan het ambtelijk potentieel. Door ambtenaren niet aan te zetten tot het zelf doen van onderzoek wordt ook de ontwikkelingskracht van ovrheidsorgansaties niet vergroot. Interne consultants zijn onbekend in de ambtelijke personeelsbezetting van departementen.
Waar onze prioriteiten op landelijk niveau liggen blijkt wel uit de zinloze discussies over de tijdsduur van de waarneming van het presidentiële ambt alsmede over de positie van de ‘first lady’ gedurende deze waarneming. Niet het individu of een of andere organisatie, doch de grondwet zelf dient zich omtrent de bedoelingen van haar bepalingen nader te verklaren. De constitutie als gewichtigste staatsdocument zonder een verantwoorde, artikelsgewijze toelichting is gelijk een kapitein op zee zonder kompas. Hoe in de praktijk de waarneming van het ambt van president dient te geschieden kan slechts door de grondwet worden voorgeschreven. Voor wat de positie van de ‘first lady ‘ in ons land betreft zij hier benadrukt dat van een functie geen sprake is. Immers, elke functie omvat een samenhangend geheel van taken die met zeker oogmerk uitgevoerd moeten worden. De eega van de president vervult geen functie in bovengenoemde zin, doch is , uit eigen beweging of op uitnodinging daartoe, bij uitenlopende aangelegenheden betrokken. Dat de wederhelft van de president geld op staatskosten ontvangt heeft veeleer met haar status als zodanig te maken en niet met de vervulling van een aanwijsbare functie. Hier kan daarom gesproken worden van een statusbeloning, en niet van functieloon. Opgemerkt kan nog worden dat de positie van de ‘first lady’ niet als geïnstitutionaliseerd beschouwd moet worden, maar wel als geformaliseerd kan worden aangemerkt. Tot slot van deze bijdrage nog deze notitie: het wordt als afkeurenswaardig aangemerkt de positie van de wederhelft van de president ter discussie te stellen in verband met ambtswaarneming als gevolg van ziekte van genoemde ambtsdrager. Maar kritiek heeft ook een dienende functie. Het kabinet van de president doet er daarom goed aan ook deze kwestie formeel verder te regelen. Bij stukjes en beetjes worden wij wijzer. Mede dankzij de kritiek en de critici.
Stanley Westerborg
Organisatieanalist

error: Kopiëren mag niet!