Recht op grond niet verwarren met landrechten

dblogo‘Unu wani wang pis gron fu unu srefi.’ Dit hoort de regering vaak van burgers die vinden dat ze geen zekerheid hebben met betrekking tot de grond waarop men decennialang woont. Het beschikken over een stuk grond is een recht van iedere Surinamer. De legitimiteit van deze wens is te lezen in de Surinaamse wetgeving. Uit de eerste zin is op zich niet te halen of het hier puur gaat om het beschikken over een stuk grond door een individu of het beschikken over een territorium door een collectief van mensen. Grondrechten, grondenrechten, landrechten en recht op een stuk grond of perceel worden door elkaar gebruikt in Suriname. Het wordt complex, omdat het aantal individuen die naarstig op zoek zijn naar een stuk grond om op te bouwen, groot is. Het is een aparte bevolkingsgroep en je zou er dorpen mee kunnen vullen. Al geruime tijd is formeel ook op de agenda van de regering de kwestie van de grondenrechten. Een burger schreef recent terecht dat grondenrechten in het recht niet bestaat. Wel bestaat grondrechten waarmee gedoeld wordt op mensenrechten (burger/politiek en sociaal/economisch). In onze grondwet is recht op grond niet expliciet te lezen als een grondrecht. Internationaal is in het kader van de rechten van de Inheemse en Tribale Volken gangbaar de term landrights, welke het best te vertalen is als landrechten. In deze context gaat het – in relatie tot de overheid – altijd om collectieve rechten die onoverdraagbaar en ‘onbezwaarbaar’ zijn. Er is dus de facto sprake van een heuse spraakverwarring in Suriname. De vraag rijst uiteraard of de Surinaamse burger en met name die welke nog woonachtig zijn of verbonden zijn aan gemeenschappen en dorpen, zich wel bewust zijn van de betekenis van de begrippen. De kleine burger praat aan de ene kant over grondenrechten en aan de andere kant over gewenste zekerheid en het kunnen aangaan van leningen en over het hebben van ‘een stuk papier’. Daar zie je al tegenstrijdigheid en verwarring. De minister van RGB reist dezer dagen het hele land af om bereidverklaringen en beschikkingen uit te delen. Hier en daar is hij gewoon onderdeel van de NDP-delegatie. Opmerkelijk was zo een bezoek aan een plaats in het westen van het land, die in de naam nog het woord ‘dorp’ draagt. Of er echt sprake is van een ouderwets dorp wordt betwijfeld, evenmin of er sprake is van traditioneel bestuur en een traditionele levenswijze. De plaats is wel bekend als een concentratie van zogenaamde Inheemsen, maar zulke concentraties zijn veel te zien in het stedelijk gebied. De mensen wonen op een aparte manier ‘met elkaar’ en dat zie je ook in de ruimtelijke inrichting (of het gebrek daarvan). De stenen huizen met elektriciteit en water hebben duidelijk de overhand genomen. Het punt waarmee de gemeenschap – die eerder zeker een ‘full bloom’ dorp was – nog zit, is de relatie tot de dc, een figuur die er ook al lang is. Voor de behartiging van de belangen van de gemeenschap in relatie tot de dc zijn instandhouding van overblijfselen van oude dorpsgezagsstructuren van belang. Dus terwijl de RGB-minister zondag als onderdeel van de delegatie dorpen als Galibi en Marijkedorp aandoet, is tegelijkertijd gesproken over landrechten (door een dorpshoofd en DNA-lid-kandidaat) als beschikkingen die de minister ook in de dorpen zou moeten komen uitdelen. Uit het radionieuws blijkt dat de minister op de vraag naar grondbeschikkingen vanuit de plaatselijke direct zou hebben gereageerd door te stellen dat als zulks gebeurt, de gebieden nooit meer als gebied van Inheemse en Tribale Volken zullen kunnen worden aangemerkt in verband met de erkenning/vestiging van landrechten. Uit de vraag vanuit de burgerij is het dus duidelijk geworden dat de betrokken gemeenschappen niet bewust zijn over dit onderwerp. Het is dus van belang dat de gemeenschappen intern goed vergaderen en de verschillen doornemen en bepalen wat de leden van de gemeenschappen exact willen. We gaan ervan uit dat de dorpen – die nog vis nog vlees zijn wettelijk – toch enige mate van democratie kennen. Bij een peiling kan het niet uitgesloten zijn dat bij een peiling men in een aantal gemeenschappen tot de conclusie komt dat de leden in principe geen voorstander zijn van collectieve rechten (landrechten), maar van individuele rechten (grondhuur). Men zou dan kunnen zeggen dan men bijna aanspraak maakt op grondhuur, omdat familieleden honderden jaren op dezelfde plek hebben gewoond. Het zijn de leden van de gemeenschappen zelf die moeten beslissen of we bijvoorbeeld huisvestingsproblemen oplossen via landrechten of grondhuur. Met andere woorden, het zijn de gemeenschappen zelf die bepalen of ze een moderne gemeenschap willen zijn of een beschermd gebied in het gebied van de Inheemse en Tribale Volken. Als de gemeenschappen dat al hebben beslist, dan heeft de regering en ook de minister van RGB zich alleen ernaar te schikken. Deze interne exercities hebben in Suriname nog niet plaatsgevonden in de gemeenschappen. Wellicht zou dit maken dat het punt van de zogenaamde ‘grondenrechten’ – in de betekenis van landrechten – van de agenda komt.

error: Kopiëren mag niet!