Planmatige verandering of hemelbestorming?

Iedere verandering maakt de gelukkige mens bang, zo luidt een Duits gezegde. Waar wij ons thans in veranderingsland bevinden is het daarom dubbel oppassen. Want de ene verandering is maar nauwelijks ingezet, of er wordt elders weer een andere interventie aangekondigd. En veranderen moet verbetering inhouden. Hoe anders, hoe teleurstellend kan het desondanks wel niet lopen? Neem maar aan dat het niet de (voorgenomen) veranderingen zijn die het probleem vormen. Ook niet de mensen die direct bij de veranderingen betrokken zijn en die de invloeden daarvan zullen ondergaan. Mensen zijn in beginsel niet afkerig van veranderingen. Neen, zij maken zich wel zorgen over de gevolgen daarvan. Vooral over hun persoonlijke belangen. Vooral ook wanneer zij zich overrompeld voelen door een onduidelijke of ondoordachte ingreep. Wanneer fusie, reorganisatie, transformatie of hoe dat ook genoemd mag worden wordt aangekondigd is reeds de aanloopfase naar de echte verandering toe een glibberig pad. Praten over transformatie is de ene zijde van elke operatie die met verandering van doen heeft. De andere zijde heeft te maken met de vraag in welke mate degenen die direct daarbij betrokken zijn en die de gevolgen van de transformatie zullen merken, ook werkelijk geloodst zullen worden door het veranderingsproces zelf. Het begeleiden van veranderings-processen houdt niet slechts de technische kant van de interventie in, maar ook nadrukkelijk de begeleiding van personen door het veranderingsgebeuren. Een deskundige benadering van dit proces houdt namelijk ook terdege rekening met de gevoeligheden die verbonden zijn aan het moeten wennen aan wat anders. Een verandering die doorgevoerd wordt zonder dat de daarbij betrokken personen een deskundig geleide transitie doormaken is vragen om problemen. De transitiefase is gelegen tussen het moment waarop een einde komt aan het bestaande en het nieuwe een aanvang zal nemen. Het is niet voldoende slechts in kleiner verband uit te weiden over de voorgenomen of in gang zijnde verandering. Vooral bij ingrijpende wijzigingen hebben belanghebbende personen behoefte eraan omstandig geïnformeerd te worden over alles wat met de beëindiging van de bestaande situatie van doen heeft. Zij moeten vanaf zeker moment afscheid nemen van het vertrouwde. Gaat het om verandering in georganiseerd werkverband dan hebben werknemers begeleiding nodig bij het vaarwel moeten zeggen tegen oude werkwijzen en tegen hun oude identiteit. Dit is geen eenvoudige aangelegenheid. Het gaat om het afsluiten van een periode waarin alles zo vertrouwd en voorspelbaar was. Waarin de werkers het werk in de vingers hadden en zij blindelings konden vertrouwen op hun opgedane werkervaring. Komt dit alles onvoorbereid of rommelig op de mensen af dan wordt daardoor een sfeer van paniek, verwarring, ontreddering en desoriëntatie gecreëerd. En juist het pad dat is uitgestippeld naar de aanvang van de operatie heeft valkuilen. In de begeleidings- of transitiefase is het van groot belang de belanghebbende groep te ondersteunen in het dragen van een verlies . Wat niet uit het oog verloren mag worden, is dat mensen in geval van ingrijpende veranderingen in werkverband het oude, het vertrouwde moeten verlaten, terwijl het nieuwe dat daarvoor in de plaats komt, nog maar in de beginfase verkeert. Deze situatie waarin betrokken personen komen te verkeren en die zich in een stuk niemandsland voelen, wordt bij het veranderingsproces vaak buiten het aandachtsveld gelaten. Neem nou het actuele geval van ingrijpende veranderingen bij het Instituut voor Opleiding van Leraren (IOL). Zullen de leerkrachten van het IOL- oude stijl hun baan vaarwel moeten zeggen? Of zullen deze onderwijsgevenden genoegen moeten nemen met een plekje in het basisonderwijs? Mogelijk nog net in de bovenbouw daarvan? Veel meer vragen die heldere beantwoording behoeven. Maar er is nog meer aan de hand. De tongen komen immers los. Want recentelijk nog werd kenbaar gemaakt door de Onderwijsminister dat 184 docenten van het opleidingsinstituut onbevoegd zijn om als docent te functioneren. En op wie rust dan deze schandvlek? Op de docenten in kwestie? Of is dit geen beschamend bewijs van ondeugdelijk overheidsbeleid gedurende de achterliggende decennia? Gewezen onderwijsministers hebben hun aandeel hierin op hun naam staan. Over de interventie ook dit nog. Wij moeten ons voor een moment de situatie voorstellen dat enerzijds de fysieke en technische veranderingen worden ingezet, terwijl geen gelijktijdige aandacht besteed wordt aan de psychische en psychologische vraagstukken die de veranderoperatie met zich meebrengt. In situaties van ingrijpende veranderingen moeten mensen de transitie- of begeleidingsfase zodanig kunnen afsluiten dat zij klaargemaakt zijn om met het nieuwe een goed begin te maken. Vooral daar waar personen een nieuwe identiteit zullen moeten ontwikkelen moet met de verandering zorgvuldig worden omgegaan. Wat wordt dan de nieuwe situatie voor de inmiddels verguisde IOL-leerkrachten en wat wordt dan hun nieuwe identiteit? Hoe denkt de minister de transitie van zowel bevoegde als onbevoegde IOL- leerkrachten op verantwoorde wijze ter hand te nemen? Als de voorbereidingsfase van het transformatieproces naar behoren is voorbereid, waarom gaan de golven van emoties daarover dan zo hoog op? Wij mogen toch wel aannemen dat de huidige bewindspersoon voor het onderwijs het onderscheid kan maken tussen de harde en zachte receptuur bij het doorvoeren van ingrijpende veranderingen? Dat ook hier het onderscheid tussen procesgerichte en mensgerichte zijde alle aandacht verdient? Dat er wezenlijk verschil bestaat tussen geleide verandering en hemelbestorming?
Stanley Westerborg
Organisatieanalist

error: Kopiëren mag niet!