Pessimistisch over Brazilië: De grondstofvertraging en het einde van het magisch moment (deel 3/slot)

Tot voor kort was er genoeg redenen om optimistisch te zijn over Brazilië. Ze hadden een recordgroei een decennium lang en waren in staat zich goed te verweren tegen de financiële crisis. Het land was klaar om de economische leider wereldwijd te worden. Maar de wereldgigant verkeert in problemen. Hun economie is te veel afhankelijk van de hoge grondstoffenprijzen, en als de vraag afneemt, kan dat fataal zijn voor Brazilië. De afgelopen tien jaar is de binnenlandse investering van China in alles verdubbeld, van fabrieken tot apparatuur en scholen, tot bijna 50 procent van het bbp vorig jaar – meer dan in enige andere grote economie ooit. In feite investeert China nu meer dan de Verenigde Staten en Europa samen. De totale investering van Brazilië, aan de andere kant, bleef onder de 19 procent van het bbp, een van de laagste cijfers onder de landen met opkomende markten. En Brasília besteedt slechts twee procent van zijn bbp aan infrastructuur – een schamel bedrag in vergelijking met het gemiddeld vijf procent van de opkomende markten en dat van de Chinezen met tien procent.
Een belangrijke reden waarom de Braziliaanse economie zo sloom en duur is, is omdat zij gefaald hebben om te investeren in hun infrastructuur. Het feit dat wegen en havens niet hebben bijgebouwd, heeft zelfs eenvoudige taken, zoals zich verplaatsen in het hele land gemaakt tot een nachtmerrie. Truckers die suiker vervoeren van de plantages naar Santos, de grootste haven in het land, moeten regelmatig twee tot drie dagen net buiten de haven wachten als gevolg van een tekort aan opslagruimte en geautomatiseerde lading verhuizers. Een voormalige directeur van een groot Amerikaans landbouwbedrijf vertelde me dat de vrachtwagens met zaden van de Braziliaanse binnenlanden naar Santos de helft van hun lading verliezen aan spoorvorming en kuilen langs de weg. Vuilnismannen zouden de vrachtwagens volgen, en de zaden belanden uiteindelijk ter verkoop in Paraguay. De Braziliaanse economie ondervindt soortgelijke knelpunten op alle fronten. De brede mate van de bezettingsgraad, hoe een economie gebruik maakt van de totale voorraad arbeid en het materiaal, staat nu op 84 procent in Brazilië – vijf punten hoger dan het gemiddelde in andere opkomende markten en een teken dat het aanbod onvoldoende is. Onderbesteding op scholen heeft geresulteerd in een enorm tekort aan geschoolde werknemers. Normaal gesproken, als een land rijker wordt, blijven studenten langer op school. Maar in Brazilië blijven ze op school voor een gemiddelde van slechts zeven jaar, het laagste percentage van alle middeninkomen landen. In China, dat veel armer is, is het gemiddelde acht jaar. Als gevolg daarvan, hoewel de werkloosheid in de afgelopen tien jaar op een laag zes procent ligt, klagen bedrijven dat ze geen andere keuze hebben dan ongekwalificeerde kandidaten in dienst te nemen. In de industrie en dienstenbranche vormt een tekort aan ingenieurs en technische werknemers reeds een overbelasting op de economie.
In het kort, heeft de chronische onderinvestering de Braziliaanse economie gevoelig gemaakt voor een relatief trage groei in vergelijking met andere opkomende markten. Als bedrijven extra moeten betalen om bevoegd personeel in dienst te nemen of goederen te vervoeren in het hele land, dan zullen ze die kosten verhalen op hun klanten. En aangezien bedrijven nu ook beginnen te concurreren voor de gebrekkige aanlevering van werknemers, magazijnruimte, scheepvaart capaciteit en andere essentiële zaken, zal de inflatie in een vroeg stadium van de economische expansie stijgen. Voor Brazilië gebeurt dit wanneer de bbp-groei slechts vier procent nadert – de helft van de snelheid waarmee het zich voordoet in China. En omdat Brazilië uit historisch oogpunt de rente verhoogt bij de eerste tekenen van inflatie, en zo de groei beperkt, heeft het land de neiging om vast te klampen aan dat vier procent drempel.
 
GEEN STABILITEIT MEER
Brazilië was in staat om de vier procent groei in het ongewone globale milieu van het laatste decennium te bereiken, toen het land eindelijk een inhaalslag begon te maken naar het Westen toe. Het gemiddelde inkomen per hoofd in Brazilië viel van een piek van 25 procent van het Amerikaanse gemiddelde in de jaren ‘60 tot slechts 16 procent in de late jaren ‘90. In de laatste tien jaar echter begon het percentage te klimmen en het is inmiddels opgelopen tot ongeveer 20 procent. Arminio Fraga, de voormalige president van de Centrale Bank van Brazilië, vertelde me dat hij vreest voor een ‘verloren decennium’ met een relatieve daling, vergelijkbaar met de jaren ‘80, indien Brazilië zijn “Iberische roots” niet van zich kan afschudden – de slaperige verzorgingsstaat tendens die het geërfd lijkt te hebben van zijn Europese kolonisatoren. Het recente nieuws dat de economische groei van Brazilië langzaam afneemt, kan een lang verwachte discussie op gang brengen  hoe het land de hoge kosten, die afhankelijk zijn van de grondstofeconomie, zou moeten oplossen. Hoewel de programma’s zoals Bolsa Familia hebben bijgedragen tot een vermindering van de inkomensongelijkheid, moet Brazilië zich realiseren dat het zich dat initiatief alleen kon veroorloven welke te danken is aan de periode van de snelle wereldwijde groei die begon in 2003, hetzelfde jaar toen het initiatief begon. Brazilië kan en moet een manier zien te vinden om de stabiliteit in evenwicht te brengen met de uitbreiding. Maar zo lang Brazilië steunt op de export van olie, koper, ijzererts en andere grondstoffen, zal het steeds kwetsbaar zijn voor hevige schommelingen in de grondstofprijzen en de aankomende economische vertraging van China. Zo veel van het succes van de consument van Brazilië werd gedreven door de inkomsten, verkregen uit de verkoop van grondstoffen. De binnenlandse markt zal niet meer in staat zijn te fungeren als een buffer, niet in geval van een dergelijke vertraging.
Brazilië moet erkennen dat het tijdperk van de snelle economische groei in opkomende markten en de hoge grondstofprijzen ten einde loopt. Om niet achter te raken, moet Brasília risico’s nemen en de economie openstellen. Het kan daarbij beginnen door minder te besteden aan de verzorgingsstaat, door een vereenvoudiging van de belastingwetgeving, een verbreding van de belastinggrondslag, en de modernisering van zijn inefficiënt pensioen- en sociaal zekerheidsstelsels. Het kan dan de uitgaven vervolgens heralloceren naar het onderwijs, onderzoek en ontwikkeling, en infrastructuurprojecten. Brazilië moet ook rekening houden met het verlagen van de handelsbarrières ter bevordering van innovatie in de industrie voor handelsgoederen. Ondanks zijn status als een belangrijke exporteur is Brazilië een van de meest protectionistische economieën in de wereld. Dit houdt het handelaandeel van zijn bbp op slechts 20 procent, de laagste van alle landen met opkomende markten. Indien Brazilië zijn protectionisme zou kunnen beëindigen dan zou het de concurrentie onder de Braziliaanse fabrieken stimuleren, terwijl het ook de waarde van het real zou verlagen, en zo de mogelijkheid voor een opleving in de productie creëren. Voor nu lijkt Brazilië zich vast te klampen aan zijn moeizaam verworven stabiliteit. Maar als het niet overgaat tot hervormingen, zal de grondstof-gedreven economie binnenkort beginnen te verdwijnen.
Door: Ruchir Sharma
Ruchir Sharma is hoofd van opkomende markten en mondiale macro-economie bij Morgan Stanley Management

error: Kopiëren mag niet!