Overzicht ‘Wet Algemeen Pensioen 2014’ (slot)

De pensioenrechten kunnen worden geïllustreerd met de volgende formule:
• Algemeen pensioen: 2% X aantal dienstjaren X middelsom van de laatste 60 pensioengrondslagen. Een pensioengrondslag is dat deel van je salaris waarop de berekening van je pensioen wordt gebaseerd. • Partnerpensioen: 70% X algemeen pensioen; • Wezenpensioen: 70% X algemeen pensioen; • Invaliditeitspensioen: is gelijk aan het algemeen pensioen.
Minimum pensioenuitkering
Bij de inwerkingtreding van deze wet bedraagt de minimumpensioenuitkering in alle gevallen SRD 300.
Pensioenopbouw
Je bouwt niet over je gehele salaris pensioen op, maar over de zogeheten ‘pensioengrondslag’. Bij de inwerkingtreding van deze wet is de maximale pensioengrondslag SRD 5.000.
Elke deelnemer bouwt per dienstjaar twee(2) procent aan pensioenrecht op, indien de premie over het dienstjaar is betaald. Dit percentage sluit aan bij de ‘Ambtenarenpensioenwet 1972’, zodat eventuele overgang van de ene naar de andere regeling door een ambtenaar wordt vereenvoudigd. De termijn van berekening van het gemiddelde loon verschilt wel en is in de Wet Algemeen Pensioen 2014, gesteld op 60 maanden. In de Ambtenarenpensioenwet 1972 is het gesteld op 24 maanden. Voor de overige typen van pensioen worden de percentages afgeleid van het ouderdomspensioen van de (gepensioneerde of gewezen) deelnemer.
Voor wie is de wet niet?
De Wet Algemeen Pensioen 2014 is in het algemeen niet van toepassing op rechthebbenden ingevolge de ‘Ambtenarenpensioenwet 1972’ of op de werkgevers die naar het schriftelijk oordeel van het ‘Uitvoeringsorgaan’ voor hun werknemers over pensioenregelingen beschikken overeenkomstig de Wet Pensioenfondsen en Voorzieningsfondsen (SB 2005 no. 75) en die tenminste de rechten toekennen die ingevolge het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn vastgesteld.
Pensioenuitkering
Het recht op pensioen(uitkering) wordt verkregen door pensionering, invaliditeit of overlijden. Het uitkeren van het pensioen aan een deelnemer vindt plaats: vanaf het bereiken van de pensioenleeftijd (algemeen pensioen); vanaf de deelnemer uit hoofde van ziekten of gebreken blijvend ongeschikt is. Na het overlijden kunnen de partner en de kinderen van de deelnemer hiervoor in aanmerking komen.
Uitkering bij overlijden
1. Binnen negentig dagen na het overlijden van een gepensioneerde deelnemer wordt, na een daartoe door de partner gedaan schriftelijk verzoek bij het Uitvoeringsorgaan, aan die partner van de overleden deelnemer een uitkering toegekend gelijk aan twee maanden algemeen pensioen van de overleden deelnemer. 2. Laat de overledene geen partner na, dan geschiedt de uitkering als bedoeld in punt 1, na een daartoe gedaan schriftelijk verzoek door iedere meerderjarige die tot de overleden deelnemer in familierechtelijke betrekking stond bij het Uitvoeringsorgaan, ten behoeve van de uit het huwelijk of de duurzame gemeenschappelijke huishouding geboren minderjarige natuurlijke, erkende, wettige, gewettigde, geadopteerde kinderen of ter verzorging inwonende pleegkinderen, die als zodanig zijn aangemeld bij de werkgever en het Uitvoeringsorgaan 3. Indien een overleden gepensioneerde deelnemer geen betrekkingen genoemd in de punten 1 en 2 nalaat, kan een ieder die aantoonbaar de kosten van de lijkbezorging, de begrafenis of de crematie van de gepensioneerde deelnemer heeft betaald, in aanmerkíng komen voor de uitkering als bedoeld punt 1.
Wanneer maakt een partner aanspraak op het pensioen van de overleden partner?
Het recht op algemeen pensioen ontstaat, indien een deelnemer ten minste vijf jaren de premie heeft betaald. Het recht op partnerpensioen heeft de partner van een overleden deelnemer, indien het huwelijk of de’ duurzame gemeenschappelijke huishouding’ was aangegaan: ten minste vijf jaren voorafgaand aan het overlijden van een deelnemer en ten minste vijf jaren vóór het bereiken van de pensioenleeftijd door een deelnemer.
Wat is een ‘duurzame gemeenschappelijke huishouding’?
Het onderhouden van een duurzame gemeenschappelijke huishouding is in deze wet gelijk gesteld aan het huwelijk. De verklaring hiervoor is, dat deze wet rechten voor de deelnemer en de nabestaanden schept. Om die rechten geldend te kunnen maken, moet het daartoe strekkend bewijs onbetwistbaar zijn. Deze wet beoogt heel nadrukkelijk de’ partner’ van de deelnemer te voorzien van de noodzakelijke rechtsbescherming. Daarom is ervoor gekozen om deze samenlevingsvorm stevig in de wet te verankeren. Er moet wel aan beide voorwaarden worden voldaan. Door de periode op vijf jaar te bepalen, is aansluiting gezocht bij het bepaalde, dat een deelnemer aanspraak kan maken op pensioen indien hij ten minste vijf jaren premie heeft betaald.
Welke kinderen komen in aanmerking voor het recht op wezenpensioen? Het recht op wezenpensioen ontstaat indien beide ouders of verzorgers (degene die een zorgplicht hebben erkend jegens deze kinderen) zijn overleden.
a. de minderjarige natuurlijke, erkende, wettige, gewettigde, geadopteerde kinderen van de overleden deelnemer die niet gehuwd zijn of gehuwd zijn geweest of een duurzame gemeenschappelijke huishouding hebben onderhouden; b. de minderjarige inwonende pleegkinderen van een overleden deelnemer die niet gehuwd zijn of gehuwd zijn geweest of een duurzame gemeenschappelijke huishouding hebben onderhouden en ten behoeve van wie door hem bij authentieke akte een onderhoudsplicht was erkend en welke plicht is aangemeld bij de werkgever en het Uitvoeringsorgaan.
Berekening hoogte uitkering
Door de stijging van de grondslagen en de uitkeringen te koppelen aan de looninflatie wordt een mate van waardevastheid bereikt. Om te voorkomen dat er een onredelijk groot gat ontstaat tussen het pensioen ten opzichte van het loon wordt gebruik gemaakt van actuariële becijferingen. Deze zijn gebaseerd op bepaalde grondslagen, waaronder de gemiddelde loonstijging over een bepaalde periode. De genoemde grondslagen en pensioenuitkeringen worden gewijzigd, indien de gemiddelde loonstijging en de actuariële becijferingen daartoe aanleiding geven.
Pensioenraad
Bij staatsbesluit wordt de Pensioenraad opgericht, die belast wordt met het toezicht op de uitvoering en de handhaving van het bepaalde bij of krachtens deze wet. Bij staatsbesluit wordt het Uitvoeringsorgaan Algemeen Pensioen opgericht, dat belast wordt met de uitvoering van het bepaalde bij of krachtens deze wet.
Kosten uitvoering
Jaarlijks wordt een half procent (0.5/100) van de som van alle bijdragegrondslagen bestemd voor het beheer en de exploitatie van de uitvoering van het bepaalde bij of krachtens deze wet. De initiële kosten voor de uitvoering van het bepaalde bij of krachtens deze wet komen ten laste van de staatsbegroting. De instantie belast met de uitvoering wordt in de wet aangeduid als het “Uitvoeringsorgaan”.
Reservefonds
Er is een ‘Reservefonds Algemene Pensioenregeling’. In het ’ Reservefonds’ worden jaarlijks de baten uit de exploitatie gestort. Het reservefonds kan worden gefinancierd door stortingen van de Staat of anderszins en wordt beheerd door de Pensioenraad. Bij staatsbesluit worden nadere regels vastgesteld over het beheer, de besteding en de verantwoording van het’ Reservefonds’.
De op deze wet gebaseerde pensioenrechten worden toegekend naast het maandelijkse AOV bedrag. Het in te voeren algemeen pensioen vermeerderd met de AOV moet er in resulteren dat voor de gepensioneerde uit de particuliere sector een beter welzijnsniveau wordt bereikt. Indien er voor de werknemer uit deze sector geen ouderdomspensioen zou bestaan, dan is men slechts afhankelijk van de AOV uitkering. Het gevolg hiervan is, dat een te groot gat ontstaat in het inkomensniveau vóór en na de pensionering. De strekking van deze wet is, om dit gat in inkomen tot aanvaardbare proporties terug te brengen.

error: Kopiëren mag niet!