Onderwijskundige: “Het onderwijs is verschrikkelijk achteruitgegaan in Suriname”

Het onderwijssysteem in Suriname laat veel te wensen over. Alhoewel de ontwikkelingen in de wereld op het onderwijsvlak enorm dynamisch zijn, is dit in Suriname erg statisch gebleven. Zo is er nog steeds sprake van grote groepen leerlingen in de klassen, ongekwalificeerde leerkrachten/docenten, eeuwenoude literatuur, ouderwetse leerstijl en het verzorgen van bijlessen. Het is hoog tijd dat een aanvang wordt gemaakt met het aanpakken van de diverse knelpunten in het onderwijs.
Bijlessen
“Ik ben helemaal tegen het verzorgen van bijlessen”, zegt Soenderpersad Hanoeman, onderwijskundige, oud-inspecteur bij het basisonderwijs, voorzitter van het stichtingsbestuur van de Scholengemeenschap Arya Dewaker en secretaris van het hoofdbestuur, desgevraagd aan Dagblad Suriname. “Het onderwijs in het land moet van dien aard zijn dat de leerlingen niet moeten denken aan bijlessen.” In Afrika geven de leerkrachten opzettelijk geen kwalitatieve lessen aan de leerlingen, om zodoende geld van de ouders af te troggelen door middel van het verzorgen van bijlessen. Volgens de onderwijskundige is Suriname bezig in de voetsporen van Afrika te treden. De leerkrachten van vooral de vijfde en zesde klas van de lagere scholen worden aangetrokken om bijlessen te verzorgen. Ook op de vos-scholen is dit het geval. Indertijd had de Inspectie als reglement dat leerkrachten geen bijlessen aan hun eigen leerlingen mochten geven. Dit is in de loop der tijd enorm verwaterd, omdat er geen controle plaatsvindt. “Momenteel is het hek van de dam.” De vakken rekenen en taal zijn op de lagere scholen populaire vakken om bijlessen in te verzorgen. Op de mulo-scholen worden er voor de vakken wiskunde en natuurkunde veel bijlessen verzorgd. Het is merkwaardig dat er op de lbgo- scholen nauwelijks bijlessen verzorgd worden.
“Het onderwijs is verschrikkelijk achteruitgegaan.” Hanoeman is bezig met een onderzoek naar het aantal leerlingen van de lagere, mulo en middelbare scholen dat bijlessen krijgt. Volgens de onderwijskundige zullen de resultaten van dit onderzoek uitwijzen hoe kwalitatief het onderwijssysteem in Suriname is. “Hoe groter het aantal, hoe slechter het onderwijs.” Dat leerlingen bijlessen genieten en hierdoor hoge cijfers behalen op het examen, geeft aan dat de resultaten niet te danken zijn aan het onderwijsbeleid van de school. “Hierdoor kunnen de geslaagden niet gerekend worden tot geslaagden van de school, maar geslaagden buiten de school.”
Leerkrachten
Eén van de oorzaken die vaak wordt opgegeven, is dat de klassenindeling in Suriname veel te groot is, waardoor het moeilijker wordt voor de leerkrachten om effectief lessen te verzorgen. Volgens Hanoeman komen grote klassen het meest voor in de urbanisatiegebieden, zoals onder andere Latour en Ephraimzegen. Met grote klassen wordt bedoeld wanneer er in één leslokaal meer dan 40 leerlingen deelnemen. Volgens internationale normen zou een leslokaal uit maximaal 25 leerlingen moeten bestaan. Ook zijn er docenten die reeds lesgeven, maar die nog niet over de bevoegdheid daartoe beschikken. “Zo zijn er leerkrachten die les geven op de muloschool, maar kwalitatief geschikt zijn voor de lagere school.” Indertijd was de keuze voor het beroep van leraren een noodsituatie. “Men koos voor dit beroep omdat zij geen andere mogelijkheden hadden in Suriname. Daarom koos men vaak voor de kweekschool.” Een ander kwestie is dat leerkrachten een vak verzorgen waarvoor zij niet bevoegd zijn. Zo zijn er leerkrachten die bijvoorbeeld alleen opgeleid zijn voor het vak biologie, maar in de praktijk les geven in bijvoorbeeld geschiedenis. Dit is ook het geval bij het verzorgen van bijlessen. De Nederlandse taal wordt nog altijd gezien als een struikelblok in het onderwijs. “Ook de methoden die men hanteert in het onderwijs zijn verschrikkelijk oud. Nauwelijks 25% van alle leerkrachten op voj-niveau en hoger is bevoegd om les te geven. ”.
Adviezen
Volgens de onderwijskundige zou bijscholing voor de leerkrachten van de mulo en middelbare scholen verplicht gesteld moeten worden. Op deze manier kunnen zij de nodige tools krijgen om het vak, waarin zij zijn opgeleid, efficiënter te doceren. Men zou het curriculum van de lagere scholen tot de middelbare scholen sterk onder de loep moeten nemen. “Alles wat overbodig is, moet men wegschrappen. Het curriculum moet dus aangepast worden.” Ook zou er met een leertraject gewerkt moeten worden. Vanaf de lagere scholen tot de universiteit zou men een leertraject moeten hanteren, zodat er een vlotte overgang kan plaatsvinden. “Er moet sprake zijn van moderne leerstofbehandeling.” Er zijn 2 domeinen: opleidingsdomein en arbeidsdomein. Vanuit het arbeidsdomein moet men het opleidingsdomein (curriculum) vaststellen. Men moet voorkomen dat er een overschot aan leerkrachten ontstaat door ze zoveel mogelijk in te zetten. Men moet een onderzoek instellen naar de behoefte van de leerkrachten. “Zo is er bijvoorbeeld een overschot aan leerkrachten met een kweek A diploma, waardoor men niet aan bod kan komen.” Daarom moet het opleidingsdomein evenveel aandacht krijgen om dergelijke problemen te verhelpen. Om dit te bewerkstelligen is het van belang dat er op het strategisch vlak de juiste mensen geplaatst worden op het ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur, aangezien zij van cruciaal belang zijn om het onderwijssysteem te verbeteren.

error: Kopiëren mag niet!