Ondersteunend kader Wet opvanginstellingen moet al aanwezig zijn

De instelling van een noodzakelijke Wet opvanginstellingen was gisteren aan de orde in DNA. Zwaarwichtige bezwaren tegen de wet zijn niet geuit, wel is aangegeven dat de wet enige nadere verduidelijking behoeft in de memorie van toelichting. Adequate opvanginstellingen hebben te maken met hetgeen door de Megacombinatie is beloofd aan het electoraat. Wat het laatste betreft, gaat de wet uit van een voldoende bestaan van faciliteiten. Er wordt immers gesproken van wildgroei. De Wet opvanginstellingen heeft ook te maken met internationale verdragen, die gaan over de rechten van kinderen, de rechten van mensen met een beperking, vrouwenrechten en rechten van werknemers met gezinsverantwoordelijkheid. Met deze wet slaat de regering enkele vliegen tegelijk in een klap. Als de wet eenmaal is aangenomen, moet de regering ervoor zorgen dat de instituten die voor de werking (inclusief controle) daarvan relevant zijn, goed functioneren dan wel al bestaan en bemand zijn en dat er genoeg aanbod is aan opvang met een deugdelijke landelijke spreiding. Het aanbod van opvang moet aanwezig zijn, ook in de verre districten en in arbeiderswijken. Nu de opvanginstellingen zullen worden gereguleerd, moet zwaar gelet worden op het gevaar van misbruik van kinderen en andere hulpbehoevende personen. Deze bescherming moet gerealiseerd worden middels de kwaliteitsstandaarden, die in werking zullen treden en waaraan de opvanginstellingen zullen moeten voldoen. Zo moeten bepaalde eisen gesteld worden aan het personeel, dat in deze instellingen zal worden tewerkgesteld. Zonder dat de Staat zich schuldig maakt aan directe of indirecte discriminatie, moet een hogere drempel gezet worden voor de indienstname van mannen, omdat uit de statistieken blijkt dat de man zich vele malen meer schuldig maakt aan seksueel misbruik van kinderen dan vrouwen. In DNA is gesteld dat de uitsluiting van de overtreders van de strafwet te ruim is, omdat daaronder naast de misdrijven ook de overtredingen vallen. We zijn de mening toegedaan dat die strafrechtelijke drempel hoog moet worden gehouden en in elk geval geen risico’s moeten worden genomen vanwege de kwetsbaarheid van de groep die wordt opgevangen. In de kwaliteitsstandaarden moet ook aandacht worden besteed aan de toegankelijkheid van de opvanginstellingen o.a. voor kinderen, familieleden en vrienden van personeel. In de kwaliteitsstandaarden moet voorts aandacht besteed worden aan training van het personeel op het gebied van de pedagogie. Opvanginstellingen moeten waar het om kinderen gaat – evenals scholen – zich bewust zijn van de burger die de Staat wenst te helpen opbrengen. Van belang is ook dat opvanginstellingen via de kwaliteitsstandaarden een methodiek hebben ter preventie van misbruik van kinderen onderling.
We stelden eerder dat de wet noodzakelijk is. De regulering van de ‘opvangsector’ bedient zich van enkele instrumenten in de wet, namelijk de kwaliteitsstandaarden, de inschrijving en de registratie, het Landelijk Register Opvanginstellingen (LRO), de controledienst en de commissies. De wet is al in een aantal sessies behandeld door het parlement. Van belang is dat het nieuwe instrumentarium, dat de wet zal aanwenden, al bestaat voordat de wet wordt afgekondigd. Voorkomen moet worden dat de wet wordt goedgekeurd, maar dat het lang duurt voordat de wet kan worden afgekondigd door de president. Zo bepaalt de conceptwet dat bij of krachtens staatsbesluit de kwaliteitsstandaarden voor de opvang van groepen van personen moeten worden vastgesteld. De vorm waarin deze standaarden gegoten zullen worden, is niet geheel bekend, maar het kan dat deze worden vastgelegd per staatsbesluit of per beschikking. De voorbereiders van de wet kunnen al in een ruk gewerkt hebben aan deze standaarden, die vooralsnog niet ter inzage zijn van DNA. In dat geval wordt gehoopt dat het staatsbesluit of de beschikking genoegzaam voldoet aan het kader welke in de wet geschetst is. Deze kwaliteitsstandaarden moeten betrekking hebben op bijvoorbeeld het aantal personeelsleden, de bekwaamheid en de geschiktheid van de exploitant en het overige personeel, de ruimtelijke voorzieningen en het registratiesysteem van de cliënten. Belangrijk zijn ook de programma’s voor stimulatie, verzorging, educatie, en het daarbij te gebruiken materiaal en de programma’s voor participatie van ‘het eigen milieu’. De standaarden moeten verder betrekking hebben op de hygiëne en de verzorging van de gezondheid en de vrijheid van cliënten, de veiligheidsaspecten in de opvanginstelling, de bereikbaarheid van de opvanginstelling en de privacy van cliënten. Van belang is dat de Controledienst (speciale controle-eenheid ten behoeve van de specifieke doelgroepen) bij de inwerkingtreding van de wet bestaat en gereed is. In DNA is geopperd dat dit instituut ook duidelijk in de wet moet worden aangeduid als een afdeling bijvoorbeeld van een bepaald ministerie. In het parlement is aangegeven dat naast de communicatie met het publiek ook met de aanvrager wordt gecommuniceerd in het geval van een afwijzing van het verzoek of afwijzen van een bezwaar. Belangrijk is ook dat de gemeenschap middels campagnes op de hoogte wordt gesteld dat ze bezwaar kan aantekenen op het runnen van een instelling door bepaalde personen, die bijvoorbeeld daartoe niet geschikt zouden zijn of een dubieuze achtergrond zouden hebben. Het moet voor het publiek duidelijk zijn waar, hoe en binnen hoeveel tijd men een bezwaar kan indienen. Over het algemeen is het zo dat de overheid correct mededelingen blijft publiceren, maar de wettelijke mogelijkheid voor bezwaar niet benadrukt en daarover geen campagnes houdt. Daardoor worden deze publicaties/aanplakkingen louter een formaliteit, waardoor de wet dan niet adequaat werkt. De kwaliteitsstandaarden zijn ruim en terecht. Opvanginstellingen hebben begeleiding nodig en technische richtlijnen, waardoor men kan blijven voldoen aan de standaarden. Het is al te voorspellen dat de betaalde commissies, die toezicht op de specifieke doelgroepen zullen uitoefenen, politiek zullen worden ingevuld. Van belang is dat deze commissies gevrijwaard blijven van corruptie en alle instellingen correct behandelen. Terecht is in DNA ook de opmerking gemaakt dat duidelijker wordt aangegeven wat de assistentie van overheidszijde zal zijn. De conceptwet verstaat onder opvanginstellingen ‘een ruimtelijke voorziening waar al dan niet tegen een vergoeding aan meer dan vijf cliënten gedurende (een deel of delen van) de dag (duurzame) opvang, begeleiding of ontwikkelingskansen worden geboden’. Instellingen met minder dan vijf cliënten zouden dus buiten de werking van de conceptwet vallen. Voor deze instellingen moet de regering ook een modus voor controle instellen. Al met al kan gesteld worden dat de Wet opvanginstellingen in een behoefte voorziet. Tegelijkertijd moeten wij stellen dat voor haar werking nog een aantal zaken in orde moeten zijn. Gehoopt wordt dat de regering zover is.
 
 

error: Kopiëren mag niet!