Ode aan Dr. Jules Sedney, bij zijn 93ste verjaardag (slot)

Dr. Sedney weet evengoed als ik, dat bodemschatten nog geen garantie vormen voor de economische ontwikkeling van een land. Het zijn mensen die deze bodemschatten moeten exploiteren. En daarvoor is het bezit van bepaalde eigenschappen een noodzakelijk vereiste. Er zijn landen die rijk zijn aan bodemschatten maar zo arm zijn als de ratten en andere die nauwelijks bodemschatten bezitten, en ook geen koloniën hebben gehad zoals Zwitserland en de Scandinavische landen, maar die toch vooruit zijn gegaan. Als wij kijken naar de eigenschappen die hieraan ten grondslag hebben gelegen, die dit mogelijk gemaakt hebben, ontdekken wij: nijverheid, zuinigheid, leergierigheid, de neiging te grijpen naar het geschreven woord om meer over iets te weten te komen, discipline en respect voor autoriteit zowel in een hiërarchieke verhouding als voor wat betreft kennis. Wat kunnen wij als Surinamers daartegenover stellen? Aan de lezer de taak om een antwoord hierop te geven of de hand in eigen boezem te steken. Hoe vaak hoor ik Hollanders in gezagsposities niet verzuchten: ‘Surinamers zijn niet bruikbaar. Ze lezen niet, weten niets, willen over alles meepraten, hebben over alles een mening en weten het altijd beter’. Van deze zaken vinden wij niets terug in zijn studie. Geen richtlijnen, geen aanbevelingen.
De tragiek is nu, dat wij niet alleen de deugden die tot economische ontwikkeling moeten leiden ontberen, maar tot overmaat van ramp ondeugden bezitten die de inspanningen van de enkelingen met genoemde deugden teniet doen.
Achter in het boek treffen wij een lijst aan van ministers die gedurende kortere of langere tijd hun krachten gegeven hebben aan het land. Ik tel 225 namen. In een periode van vijftig jaar. Voorwaar ontstellend. Hoe komt het toch dat zo weinig ministers hun tijd hebben kunnen uitzitten? Vele van hen werden voortijdig weggejaagd, afgezet, met hoon overladen tot hilariteit van de burgerij of opgesloten. En de meesten waren beslist geen leeghoofden. Als wij de lijst doorlopen, stuiten wij op de namen van professoren, doctors, meesters in de rechten, doctorandi, ingenieurs, onderwijzers, kortom op de bloem van de Surinaamse intelligentsia. Deze lieden hebben geen kans gezien het land een centimeter verder te brengen. Hoe komt dat? Een minder welwillende recensent zou aan dr. Sedney de volgende vraag kunnen stellen: ‘U heeft het land op velerlei vooruitgeschoven posten gediend, op welke positieve resultaten kunt u bogen?’ Ik ben geen onvriendelijke recensent, mijn vraag luidt daarom anders: dr. Sedney, welke belemmeringen, valkuilen, mijnenvelden en obstakels bent u tegengekomen bij uw pogingen iets van het land tot stand te brengen? Hoe moeten deze naar uw oordeel in de toekomst ontweken en vermeden worden?
Zal ik mijn vinger op de wonde leggen? Of anders gezegd de vraag voor dr. Sedney beantwoorden? Jarenlange aanschouwing van de Surinaamse mens, alsmede van mensen in andere landen waarmede ik gedurende langere tijd heb mogen verkeren, heeft bij mij de gedachte doen groeien dat een van de grootste knelpunten naar vooruitgang in Suriname moet worden gezocht in de ongebreidelde afgunst van onze mensen. Wij ondermijnen het gezag van anderen, wij breken hen maatschappelijk af, wij torpederen hun initiatieven, wij geven de voorkeur aan een stuk onbenul boven iemand met kennis van zaken, wij bezoeken verkiezingsbij¬eenkomsten niet om geïnformeerd te worden over programma’s, maar om te vernemen hoe waardeloos de ander wel is, wij praten denigrerend over diens prestaties en vinden het heerlijk als een ander, vooral een buitenlander, hem afbreekt. Dat alles uit pure afgunst. Afgunst is de motor die ons stuwt, de brandstof die onze hersenen voedt, de krachtbron van ons denken. Wij treffen deze kwalijke eigenschap aan bij hogen en bij lagen, bij rijken en bij armen, bij academici en bij ongeletterden, bij Hindoestanen en bij Javanen, bij Creolen en bij blanken. Terwijl de afgunst in andere gemeenschappen de ontwikkeling stuwt, door de wens de ander naar de kroon te steken, door de zucht het beter te willen doen of hebben, leidt zij bij ons tot destructie, agressie, maatschappelijke koppensnellerei, karaktermoord of verbale lynchpartijen.
Een academicus beroept zich ter staving van zijn oordeel dat het werk van een scherpzinnig man niet deugt op de autoriteit van een stuk onbenul. Waar komt deze ondeugd eigenlijk vandaan? De lezer wordt aangeraden bij wijze van sport de handelingen en daden van zijn medemensen met dit gegeven als uitgangspunt te testen (alsmede de hand in eigen boezem te steken). Hij zal beslist tot verrassende uitkomsten komen. Als het zou gelukken deze kwalijke eigenschap uit te roeien, zullen wij één van de belangrijkste obstakels op de weg naar economische ontwikkeling hebben opgeruimd.
In het gehele boek van dr. Sedney wordt nauwelijks gewag gemaakt van de rol van de Surinaamse vrouw. Zij is niet te pas gekomen bij de economische of staatkundige vormgeving van ons land. Nu is het opvallend dat zij het, binnen het kader van de Nederlandse samenleving waarin haar meer ruimte tot ontplooiing wordt geboden, op bijna alle fronten beter doet dan de Surinaamse man. Is de Surinaamse vrouw misschien meer gedisciplineerd, meer bereid zich te onderwerpen aan gezag en autoriteit en minder betweterig dan de man waardoor zij eerder inzetbaar en beter inpasbaar is? Men zou dit haast denken. Een gedifferentieerde, pluriforme samenleving heeft immers veel weg van een verfijnd raderwerk waarin alle delen in elkaar passen. Als één onderdeel niet goed functioneert, loopt de zaak vast. Een moderne industriële samenleving staat en valt met vaste hiërarchische verhoudingen. Als iemand het moeilijk heeft met het aanvaarden van autoriteit loopt de zaak ook vast. Hier stuiten wij op een ander knelpunt van de Surinaamse economie. De ministeriële departementen zijn in de loop der jaren gevuld met buffelpikkers en partijgenoten die geen orders aanvaarden. Daardoor is de zaak vastgelopen.
Ware het niet beter, de vrouwen meer te betrekken bij de vormgeving van ons land? Ook daaromtrent had ik gaarne de visie van dr. Sedney hebben willen vernemen. Maar helaas, ook hier is het silence.
In het licht van alles wat ik hierboven geschreven heb, zal het wel duidelijk zijn dat ik de suggestie van dr. Sedney in zijn hoofdstuk over de ‘Surinamers in de diaspora’, om hen meer te betrekken bij de ontwikkeling van hun vaderland, als utopie moet kwalificeren. Zij zullen nog minder dan in het verleden het geval was, opgewassen zijn tegen de destructieve krachten die tegen hen gemobiliseerd zullen worden. Mag ik dr. Sedney eraan herinneren dat hij destijds zelfs de Nobelprijswinnaar voor economie, professor Tinbergen, naar Suriname gehaald heeft om ons te vertellen hoe het zou moeten?…Met bekend resultaat.
En nu kom ik dan eindelijk tot mijn slotconclusie. Dr. Sedney zegt: ‘Dit boek moet gelezen worden. Niet om de tijd en de energie die erin zijn geïnvesteerd, maar om de lessen die het in zich bergt en de lering welke daaruit getrokken kan worden’. Mag ik hieraan toevoegen: vanwege de prachtige wijze waarop het geschreven is. Moge het onze mensen tot meer lezen bewegen om hun kennis te vergroten en hen daardoor in staat te stellen met groter verstand van zaken te discussiëren over maatschappelijke vraagstukken. Moge het de aanzet zijn tot een diepgaande gedachtewisseling over wat er verder gebeuren moet met het land dat ons allen zo dierbaar is.
Het is als bijdrage tot gemeenschappelijke bezinning over de vraagstukken van ons land een prachtig boek geworden waarover veel te zeggen en te schrijven valt.
Het heeft ten slotte de waarheid aan het licht gebracht van de bekende zegswijze: er is niets nieuws onder de zon.
Mr. dr. W. Donner

error: Kopiëren mag niet!