Nuchtere kijk toekomst olie-industrie Suriname

Het is een positieve zaak dat het staatsbedrijf Staatsolie nu al het bedrijfsleven voorbereidt op de mogelijke vondst van aardolie voor de kust van Suriname. Er gaat in de online business-kranten waar mijnbouwbedrijven worden gevolgd, geen week voorbij of Suriname is niet in het nieuws. Ons land wordt herhaaldelijk in de businesswereld genoemd als een hoog-potentiële plek waar aardolie moet worden ontdekt. De ogen zijn gericht op Suriname, alleen is het nog niet zover in Suriname. De meer nuchtere analyses gaan ervan uit dat de olie in Suriname over 2-3 jaar wordt ontdekt en houden ook rekening ermee dat het niet wordt ontdekt. Dat laatste betekent dat buitenlandse bedrijven na een aantal pogingen, het niet meer interessant en rendabel vinden om nog naar olie te gaan zoeken. Benadrukt moet wel worden dat het gaat om geologische schattingen op basis van de kennis die men heeft over het voorkomen van aardolie onder de bodem elders in de wereld. Het gaat om projecties en schattingen met een foutenmarge. Het kan evengoed dat de olie voor de kust in Suriname niet wordt gevonden. Nu al wordt gesproken dat Guyana de next hot spot wordt in de regio wanneer het gaat om aardolie en de petroleumindustrie. Trinidadiaanse bedrijven en kader zijn al volop bezig in het buurland. Staatsolie heeft veel ervaring als bedrijf en heeft ook kader in huis. Tot nu toe is niet bericht dat Staatsolie ook in enige mate profijt heeft van de olievondst in het buurland. Staatsolie zou wellicht aan gezichtsverlies lijden en beschuldigd worden van pessimisme als het zich zou richten op de petroleumindustrie in Guyana. Vooralsnog is het wellicht het best als het bedrijf zich focust op olie voor onze kust en de uitbreiding van de eigen Surinaamse aardolievondst. Door het bedrijfsleven is de Staatsolie gecomplimenteerd over haar aanpak. Surinaamse bedrijven moeten gereed zijn om invulling te geven aan de spin-off. Maar ook onze arbeidsmarkt moet gereed zijn om wanneer het zover is, het technisch kader op mbo- en lager niveau te kunnen leveren aan de exploitatie-activiteiten. Tussen de vondst van aardolie en de daadwerkelijke winning ervan kan een periode van 2-3 jaar liggen. In de tussentijd kunnen public-private-partnerschappen gesloten worden tussen de regering en gecertificeerde technische bedrijven in Suriname om het technisch kader in Suriname op te leiden. Het kader op het academisch niveau kan beperkt aanwezig zijn, maar aanvankelijk van de investeringen kan een shift plaatsvinden in Suriname van de ene sector naar de andere. Veel zal ook afhangen van de kwaliteit van de banen die zullen worden aangeboden. De sectoren die de beste banen scheppen zullen de grootste aantrekkingskracht uitoefenen op het lokaal aanwezige kader. Er zijn inmiddels een paar multinationals aanwezig in Suriname die actief zijn in de goudmijnbouw. De vraag rijst wat de kwaliteit is van de banen die deze bedrijven hebben geschapen. De betaling kan goed zijn, maar gaat het inderdaad om duurzame werkgelegenheid? De kwestie van Suralco is genoegzaam bekend. Op gegeven moment werd een groot deel van de mijnbouwwerkzaamheden verricht door aannemers en onderaannemers. De constructies waren heel verwarrend, ook de verantwoordelijkheden. Het is zaak dat de regering multinationals ertoe beweegt om duurzame banen te scheppen die zekerheid en satisfactie bieden aan de werknemers en hun gezinnen. Voorkomen moet worden dat buitenlanders en hun gezinnen profiteren van de olievondsten en andere mijnbouwactiviteiten in Suriname. Er zijn in voldoende mate ondernemers in Suriname aanwezig die het halen van goedkope (of dure arbeidskrachten) uit het buitenland, die vogelvrij zijn verklaard en buiten de wetgeving van Suriname vallen, als hun lucratieve business gaan zien. Wanneer deze activiteit lucratief is, zal men door betalingen draagvlak kunnen creëren binnen de overheid en zelfs in de politiek om hun activiteiten te gedogen. Door foefjes zal dan blijken dat Surinamers niet bereid zijn om deze arbeid in de petroleumindustrie te verrichten en dat men dus werkers moet importeren. Deze onwil van Surinamers zal kunstmatig gecreëerd zijn en deze situatie moet worden voorkomen. Surinamers zijn welbekend met de olie-industrie, maar niet met werken op boorplatforms op zee. Zullen Surinamers bereid zijn om dit type werk te verrichten? Interessant is ook een recente mededeling dat de olievondst in Guyana veel geld in het laatje zal brengen, tot zelfs 1 miljoen US dollar per dag is gezegd. Als Suriname ook op hetzelfde niveau inkomsten kan verwerven, wat voor effect zal het hebben op ons bbp en op onze begrotingen. Als wij elke dag 1 miljoen US dollar extra verdienen aan de aardolie of shore, dan komt dat neer op 365 miljoen US dollar per dag en op SRD 2,8 miljard volgens de huidige koers. Onze begroting is geraamd voor 8 miljard SRD dus zouden de extra inkomsten 35 % van het totale budget zijn. Ongeveer hetzelfde bedrag moet nu worden geleend om de begroting sluitend te maken. Dat zou dus betekenen dat de regering voor haar begroting – waarvan een groot deel opgaat aan verspillingen door overbodige consultants en door corruptie (regelarij en overfactureringen) – geen geld hoefde te lenen. Maar bij uitblijvende besparingen zullen de extra inkomsten op het budget niet leiden tot drastische veranderingen. Wat extra binnenkomt is wel veel geld, maar wat zal het betekenen voor onze uitgaven? Dat laatste moet ook eens door de regering aan het volk worden voorgelegd.

error: Kopiëren mag niet!