Normalisatie verhoudingen in onderwijswereld

Al geruime tijd is bekend dat de onderwijsminister moeite heeft om door een deur te gaan met de onderwijsbonden. Deze bonden hebben de minister beschuldigd van het vertrappen van hun vakbondsrechten. Op deze aantijging zou de regering nog geen antwoord hebben gegeven. Aan de bonden was gevraagd om hun aantijgingen te staven met concrete voorbeelden en dat zouden de bonden allang hebben gedaan. Ook zijn verschillende zaken aangaande de herwaardering van de onderwijzers aan de orde gebracht door de onderwijsbonden. Over dit gedeelte is ook nog geen oplossing als zodanig bereikt. Wel is tot voor kort nog duidelijk te horen dat de minister nog vrij ontevreden was over de manier waarop de onderwijzers zich hebben gebracht, onder andere met allerlei stakingen. De burgerij is van oordeel dat de onderwijsminister moeite heeft gehad om op waardige wijze het onderwijsconflict te dragen en zelfstandig deze te leiden naar rustige vaarwateren. De onderwijsminister is de directe vertegenwoordiger van de werkgever (de Staat/de overheid) wanneer het betreft de onderwijzers bij het openbaar onderwijs. Deze minister moet de rechtspositionele zaken de onderwijzers aangaande oplossen en eventueel moet wanneer zaken dreigen te escaleren gebracht te worden naar het ambtenarenstructuur dat speciaal daarvoor in het leven is geroepen in de Personeelswet. Deze wet die van toepassing is op de ambtenarenonderwijzers, geeft aan dat er een commissie voor georganiseerd overleg is, bestaande uit vertegenwoordigers van de regering en van organisaties van landsdienaren. De organisaties, waarvan vertegenwoordigers zitting hebben in de commissie, worden bij staatsbesluit aangewezen. Bij het aanwijzen van de organisaties van landsdienaren moet zodanig rekening worden gehouden dat alle ambtenarenbonden gekend zijn, zonder deze bonden uit te sluiten. Wanneer het gaat om een omvangrijke groep, dan worden als vertegenwoordigers aangewezen de vakcentralevertegenwoordigers waar ze bij zijn aangesloten. Aan de commissie wordt gelegenheid gegeven om haar gevoelens kenbaar te maken ten aanzien van alle vast te stellen voorschriften omtrent de rechtstoestand van de landsdienaren. Het moet dan gaan om voorschriften betreffende verlof, verlofsbezoldigingen, wachtgelden of pensioenen. De samenstelling, inrichting en werkwijze van de commissie wordt voor het overige bij staatsbesluit geregeld. Dit overlegorgaan is door de jaren heen vaker gebruikt om geschillen van ambtenaren te beslechten en escalatie van verschil van mening te voorkomen. Een zaak waarover we eerder hebben geschreven, maar waarover tot nu toe niet veel is gezegd, is het plan van de regering om de onderwijzers uit het ambtenarenapparaat te lichten en hen te maken tot normale werknemers zoals in bedrijven. Naar wij ons kunnen herinneren hebben de onderwijsbonden zich eerst akkoord verklaard met dit voornemen en achteraf weer aangegeven dat ze daar moeite mee hebben. De komende dagen zal er over dit onderwerp nog het een en ander gezegd worden. Er zou een staatsbesluit zijn geslagen, waarin deze overgang al zou hebben plaatsgevonden. Echter is het aantal ambtenaren niet afgenomen, hetgeen een teken is dat deze onderwijzers nog steeds ambtenaren zijn. Het aantal onderwijzers in dienst van de overheid bedraagt ongeveer 11.000 en dat is ca. 20 % van het ambtenarenapparaat. De vraag rijst wie het salaris van deze voormalige ambtenaren zal betalen als ze bijvoorbeeld in de onderwijs-nv of – stichting terecht komen. Waar zal deze rechtspersoon zelf de middelen vandaan halen om de voormalige ambtenaren te betalen? Het lijkt er veel op dat ondanks de verzelfstandiging en privatisering van het onderwijsgebeuren, de loonsom zal blijven drukken op de regering in de vorm van subsidies. De onderwijssubsidie van de overheid zal hoger worden, tot het moment dat andere financiers worden gevonden die deze subsidie mede helpen verdragen. Aan het eind van de dag zal de onderwijssubsidie wat betreft de loonbijdrage dan wel afnemen aan de ene kant. Actoren die genieten van de producten van het onderwijs kunnen bijdragen aan het dragen van de loonlast voor de vorming van het kader. We denken in de eerste plaats aan de werkgevers in zowel de publieke sector als de private sector. Maar aan de andere kant weten wij ook dat loonsverhogingen buiten de private sector gemakkelijker kunnen gaan dan nu, omdat dan het obstakel van de onderlinge samenhang van beroepen binnen Fiso en het sneeuwbaleffect naar andere overheidsgroepen niet aanwezig is. Dat kan dan weer zorgen voor een toename van de loonsom. Er is een kleine hoop dat de verhoudingen in de onderwijswereld op een normaal werkbaar niveau kunnen belanden. Immers, daags terug is gemeld dat in samenspraak met de verschillende directeuren van de Imeao-scholen, een akkoord bereikt is tussen hen en de Onderwijsminister over de toekenning van lesuren voor het opstellen van werk door intersectie en sectievoorzitters. Aan de uren die zijn overeengekomen wordt er een vergoeding gekoppeld. De minister noemt het akkoord valide. In zijn optiek is er geen conflict met de Bond van Leraren. Indien de BvL het nodig acht om in overleg te gaan, dan staat het ministerie daar open voor. Dat is een positieve ontwikkeling en misschien zelfs een doorbraak in de getergde en op de proef gestelde arbeidsrelatie.

error: Kopiëren mag niet!