NH moet ook in dialoog geloven

Suriname is thans in zeer onrustig vaarwater beland. Alle vingers wijzen in de richting van 1 man en dat is de president van de Republiek Suriname. Hij is immers de eindverantwoordelijke, zo was het in het nieuwe begin van onze democratische periode en zo zal het blijven, totdat de grondwet drastisch wordt gewijzigd. De uitgangspunten van ‘prudent beleid’ en ‘stabiliteit’ zijn eerst door de economen van de NDP gebagatelliseerd en belachelijk gemaakt. Dat geldt ook voor het opbouwen van een monetaire reserve; het oppotten van geld was een domme actie volgens hun, terwijl er investeringen moesten worden gepleegd. Toen de NDP-regering in 2010 aantrad, was er geen diepe overtuiging om de Surinaamse munt stabiel en gedekt te houden, die overtuiging was er wel bij de technocraten bij Financien en CBvS. Al gauw werd de minister van Financien die voort wilde gaan op de NF-toer gefrustreerd en kon ze haar excellente economietheorie en uitvoerbare plannen, niet meer verantwoorden, vanwege het graaien dat ingezet werd op o.a. O.W. Deze geschikte minister die Financien goed zou hebben kunnen runnen, werd vervangen. Haar theorieën en uitgangspunten strookten niet met die van de NDP-economen die geen waarde hechtten aan zaken als schuldenlast-bbp ratio, monetaire reserves en dekking van de munt. Het ontslag van deze minister was een signaal aan de technocraten op Financien en CBvS. Het ontslag van deze minister was een goed signaal, ook toen de grenzen om zonder openbare aanbestedingen uitgaven te doen, drastisch werden verhoogd. In de loop van de vorige regeerperiode werd corruptie op den duur norm. Tussenpersonen werden uit de grond gestampt om geld te maken voor aankoop van goederen en diensten. Deze aankopen werden over gefactureerd en zo werd met geld over de balk gesmeten. In staatsbedrijven deed men grif mee. Er zijn aanwijzingen dat een groot percentage van alle publieke uitgaven aan goederen en diensten, ook in de staatsbedrijven, verdampte aan corruptie. Suriname is een klein land, met maar een relatief kleine overheidsadministratie en maar enkele bedrijven en instellingen. Wat er gebeurt, is niet moeilijk om te achterhalen. In 2015 was het duidelijk dat Suriname platzak was. De president probeerde in een of twee toespraken in volksbuurten aan te geven dat Suriname heel moeilijke tijden tegemoet ging, maar de beweringen van Amzad Abdoel en Andre Misiekaba over de heel florissante en economische positie van Suriname klonken harder door, omdat ze dagelijks op podia, via soundtrucks en in de media werden herhaald. Toen de NDP-president de donkere wolken en het onweer aankondigde in 2015, was het duidelijk dat voorheen was gelogen over de staatshuishouding. In 2011 en 2012 hebben deze heren zich ook uitgelaten over de goudprijs en het breakeven-punt. Er is door ‘ondergeschikten’ een heleboel gezegd, gedaan en nagelaten. Alle kritiek is nu op de president, een deel wordt hem direct verweten en een deel indirect. Suriname is op het punt een economisch en sociaal overgangsprogramma te presenteren, welke zou kunnen leiden tot een meer stabielere situatie. Daarbij is zeer voorzichtig omgaan met financiering en schulden heel belangrijk. Het probleem nu is echter wel dat een aantal cruciale partnerschappen die bepalend zijn voor de sociale rust, zoals met de vakbeweging en het bedrijfsleven, wel op losse schroeven staat. Dat is na 1999 weer zo. Deels is het te wijten aan de politieke verwevenheid van politiek met vakbeweging en bedrijfsleven, maar deels ook de kwaliteit van de zogenaamde sociaal dialoog. We zijn op een gevaarlijk punt waar partners het vertrouwen in dialoog opzeggen. Dat komt door de wijze waarop besluiten worden genomen, ingetrokken en weer afgekondigd. Dat komt ook door de wijze waarop met adviezen – zoals van het FEP – wordt omgegaan. Intussen hebben enkele bedrijfsleven organisaties zich gebundeld in een overlegplatform zonder naam. Dit platform heeft een aantal doelen zoals het opvragen van een herstelprogramma en deze bestuderen. Men vraagt het accommoderen van de SER en dat de regering advies moet vragen, maar de SER kan ook ongevraagd advies geven over het herstelprogramma en ontwikkelingsplannen. Een ander doel is het bevorderen van goed bestuur, garanderen van rechtszekerheid en handelen. Het platform wil alsnog een crisisdialoog tussen de regering en het bedrijfsleven. Het platform is voorstander van maatregelen in de belastingsfeer, zoals aanpassing van loonschijven en bevorderen van ondernemerschap. Het platform wil dat de regering oneerlijke concurrentie aanpakt en stopt dat bepaalde bedrijven in bepaalde sectoren worden bevoordeeld. Voorts is men voorstander van het aannemen van de anticorruptiewet en het terughalen van gestolen geld en zware sancties. Als laatste is het platform voorstander van een transparante tarievenstructuur en geen onevenredige belasting. Het platform wil dus nog praten, maar er zijn krachten binnen de regering die niet geloven in het ‘poldermodel’ maar puur willen regeren met ‘de macht van de meerderheid in parlement’. Een voorbeeld is de NH-minister die vindt dat de vakbeweging en het bedrijfsleven tegenstrijdige zaken vragen en verschillende belangen hebben. Dialoog verwaarlozen is vragen naar politieke instabiliteit, waarbij niemand gebaat is.

error: Kopiëren mag niet!