Misleidende politieke uitspraken ontwikkelingssamenwerking Nederland – Suriname

Bij het politiek debat over de begroting geven politici vaak verkeerde interpretaties over de voormalige ontwikkelingssamenwerking Nederland – Suriname, namelijk dat Nederland de oorzaak is van de economische ondergang van Suriname. De uitspraak van politici dat de begroting in de regeerperiode 2000 – 2010 gefinancierd werd uit verdragsmiddelen van de ontwikkelingssamenwerking is niet correct. De verdragsmiddelen werden niet besteed om begrotingstekorten op te vangen; ze hebben wel additioneel bijgedragen tot de versterking van het BNP.
Ook de recente publicatie van een politieke partij die Nederland de schuld geeft van de precaire situatie waarin Suriname beland is, is misleidend. Door het eigen falend beleid (2010 – 2015), notabene met een deviezen reserve toen van US$ 1.2 miljard, heeft deze partij geen duurzame ontwikkeling kunnen realiseren voor de staat.
De koloniale geschiedenis van Suriname geeft een heel ander beeld over de bijdrage van Nederland in de ontwikkeling van Suriname. In de periode 1950 – 1975 werd structureel door Nederland de basis gelegd voor ontwikkelingsprojecten: het Welfaarts Fonds, het 10 jaren plan, het Eerste en Tweede 5 jaren plan en het Nationaal OntwikkelingsPlan Suriname. Deze plannen hebben door Bruto Verkavelings- en landaanwinningsprojecten de basis gelegd voor gemechaniseerde grote- een middenstands (rijst) bedrijven in het district Nickerie, Saramacca en Coronie. Deze plannen hebben op bescheiden schaal de basis gelegd voor duurzame voedsel (rijst)productie voor de bevolking en export. Geïnvesteerd werd in onderwijs, gezondheidszorg, diensten sector en drinkwatervoorziening.
De verdragsmiddelen van 1975 – 2008
Bij de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 kreeg de staat de beschikking over een buitengewoon groot bedrag aan ontwikkelingshulp en werden haar schulden kwijtgescholden (bij elkaar 4,4 miljard Nederlandse guldens). De overeenkomst van 1975 was gebaseerd op uitgangspunten die waren geformuleerd in het programma voor de sociale -, economische ontwikkeling van Suriname , opgesteld door de gemengde Commissie Ontwikkelings- samenwerking Nederland Suriname ( CONS). Dit programma zou het eerste Surinaamse Meerjaren Ontwikkelings Plan (MOP) zijn, dat net als daarna te verschijnen MOP’s diende als kader voor aanbesteding van de Nederlandse verdragsmiddelen. De invulling van het MOP was een zuiver Surinaamse aangelegenheid . De beoogde sectorale verdeling van de bestedingen was: 50 procent voor productieve sectoren; 25 procent infrastructuur; en 25 procent sociaal beleid en onderwijs. De werkelijke verdeling was sterk gericht op de infrastructurele werken en zeer ten nadele van de productieve sectoren. Vooral in de eerste fase van de hulprelatie, vanaf het jaar van de onafhankelijkheid tot de eerste opschorting van de hulp eind 1982, zijn grote bedragen besteed aan een aantal megaprojecten waaronder het West-Suriname project, gericht op exploitatie van bauxietreserves in het Bakhuysgebergte, het Landbouw Ontwikkelingsproject Commewijne, het Multipurpose Corantijnproject en het Patamaccaproject. Tijdens het militair bewind ( 1980 -81) werd NF 500 , – miljoen besteed aan de infrastructuur, gezondheidssector, huisvesting en onderwijs. Een kardinaal besluit in 1980 was het stopzetten van het West _ Suriname plan. Het gevolg hiervan was verlies van NF200 miljoen aan investering welke was gestopt in een spoorlijn. De bauxietprijzen waren in die periode gunstig voor de economie van Suriname.
Een deel van de verdragsmiddelen werd steeds besteed voor herstel van de economie omdat voornamelijk na elke revolutionaire regeerperiode wij te maken kregen met enorme inflatie. Met een inflatie van bijna 100 procent in de periode 1982- 1987 en in 1999 en 60 procent in 2000 werd de bevolking er niet rijker op. Enkele duurzame projecten die gerealiseerd zijn uit de verdragsmiddelen zijn o.a. : de investering van het SWM distributie systeem op het William Kraamplein, de waterkende dam aan de Commewijnerivier op Nieuw – Amsterdam en in het district Coronie, de brug over de Nickerie rivier en rehabilitatie van de Oost- West Verbinding in de districten Commewijne en Marowijne.
Sinds 2008 is de structurele bilaterale ontwikkelingsrelatie met Suriname afgebouwd en in 2011 is deze formeel beëindigd. Het restant van de zogeheten Verdragsmiddelen (ontwikkelingsfondsen) is opgeschort. De ontwikkelingsdoelen van het raamverdrag werden niet gerealiseerd door het neokoloniaal beleid van Nederland. Gezien de bijzondere band tussen Nederland en Suriname blijft Nederland de samenwerking, uitwisseling van contacten en kennis tussen de beide samenlevingen faciliteren door middel van de Twinningfaciliteit Suriname – Nederland (€ 12 miljoen 2008-2012 en € 6,5 miljoen 2013-2016). Thema’s zijn: onderwijs en opleiding, zorg en welzijn, taal & cultuur. Nederland werkt op het gebied van natuurbescherming samen met het World Wildlife Fund Guianas. De regio (Guianas) herbergt een enorme diversiteit aan flora en fauna. Uit het programma worden onder meer activiteiten gefinancierd zoals onder andere een campagne tegen het gebruik van kwik en het in kaart brengen van de South Suriname Conservation Corridor. Het programma loopt van 2012-2017. Het budget bedraagt 4,9 miljoen dollar.
Bij het recente begrotingsdebat stelde een politicus een belangrijke vraag: wat is gerealiseerd van het ontwikkelingsplan 2010 – 1015? Het antwoord op deze vraag is niet aan de orde geweest en laat nog steeds op zich wachten.
In genoemde regeerperiode waren er een aantal megaprojecten en beloftes op het programma die tot de dag van vandaag niet zijn gerealiseerd o.a. van de 18000 woningen, de graanschuur binnen de Caricom, de Fly over richting Higway, de diepzee haven, de bruggen over de Marowijnerivier en de Corantijn. Ondertussen is van de lening bij het IMF van US$ 480 miljoen, slechts US$ 80 miljoen binnengehaald. De lening van US$ 1,8 miljard bij ISDB, het Ethanol project van Staatsolie, de trein verbinding Onverwacht – Paramaribo, en de wisselplicht op luchthaven, zijn zo te zien allemaal slechts bij droombeelden en als luchtkastelen gebleven.
Een vergelijking van het beleid in de periode 2005- 2015 geeft het volgende beeld:
In de periode 2005 – 2010 was het beleid gericht op een stabiele koers van US$ 2,80, een deviezen reserve van US$ 650 miljoen, werkloosheid van 10 %, een stabiele groeiende economie. In de periode 2010- 2015 was er economische groei tot 2013 en daarna begon de ondergang ; daling van de deviezen reserve bij de Centrale Bank , devaluatie van de SRD ( US$ 7,50 ) , inflatie 60 %, sluiting van 1750 bedrijven, werkloosheid van 15 %, armoede verval (meer dan 60% van de beroepsbevolking leeft onder de armoede grens ). Projecten die wel gerealiseerd zijn o.a.: de minimale arbeidsloon, het sociaal zekerheidsstelsel, de bouw van 200 schoollokalen, herstel van de bruggen op Uitkijk en op Carolina, de bouw van volkswoningen op bescheiden schaal.
H. Johannes

error: Kopiëren mag niet!