Met vereende krachten werken aan onderwijsinnovatie

Afgelopen week zei president Bouterse in de De Nationale Assemblee:
“Een hele generatie van ons volk, van onze natie, dreigt verloren te gaan als gevolg van ernstige problemen in ons onderwijs. In deze situatie moet drastisch een fundamentele verandering komen”. “We kunnen en moeten met ons allen het lage onderwijsrendement, het lage slagingspercentage op de diverse niveaus van ons onderwijs niet verder tolereren” . “De regering heeft geen andere keuze dan nu te starten met een fundamentele vernieuwing van het onderwijs in het hele land”.
Onderwijsminister Peneux heeft een grootschalig onderzoek aangekondigd naar de slechte leerprestaties van de afgelopen jaren. Volgens Peneux zal het onderzoek zich moeten richten op:
1. Leerstofprogrammering, afbakening van de leerstof voor de toets en of examenvakken
2. Het niveau van de repetities en schoolonderzoeken
3. Didactische vaardigheden cq tactieken van de leerkrachten,
4. Het effect van de stakingen waarbij schooldagen verloren zijn gegaan en hoe verantwoord die stakingen zijn geweest.
5. Tot stand komen van de cijfers van schoolonderzoeken en eindexamens.
6. De serieusheid van de schoolleiding van scholen met 0 % geslaagden.
7. Inhaalprogramma’s in verband met de schooldagen die verloren zijn gegaan”,
Er zijn veel meer oorzaken voor de slechte cijfers dan waarover de minister onderzoek wil laten doen. De onderwijsinspecteurs zijn niet opgeleid om zo’n onderzoek te doen. Een onderzoekscommissie bestaande uit diverse disciplines ( inspectie, didacticus, toets deskundige, schooldirecteur ) is vereist.
Als de examenresultaten slecht zijn, dan kan de conclusie dat:
a. het onderwijs slecht is en het examen dat goed meet;
b. het onderwijs goed is en het examen dat niet goed meet;
c. het onderwijs slecht is en het examen dat niet goed meet.
Ik vermoed dat (c) het juiste antwoord is, maar dat zal eerst moeten worden aangetoond.
Daarvoor moeten de examens op een aantal criteria worden beoordeeld, en het onderwijs ook. Voor het onderwijs zou men moeten nagaan :
1. Zijn de leerdoelen haalbaar gezien het leervermogen van de leerlingen?
2. Zijn de leerdoelen haalbaar, gezien het niveau/kwaliteit van de leraren en het onderwijsmateriaal?
3. Zijn de leerdoelen zinvol voor vervolgonderwijs?
4. Zijn de leerdoelen zinvol voor een baan in de maatschappij?
Voor de examens zou men middels toets- en itemevaluatie moeten nagaan:
1. Hoe betrouwbaar en hoe valide zijn de schoolonderzoeken en examens ?
2. Meten de schoolonderzoeken en examens de leerdoelen?
3. Is de cesuur te hoog of te laag?
Leerprestaties van onze leerlingen worden uitgedrukt in cijfers. Die cijfers komen tot stand middels repetities, verslagen, schoolonderzoeken en examens. Factoren die negatieve invloed kunnen hebben op de cijfers van de leerlingen zijn:
1. Leerling gebonden factoren. Hierbij moeten we denken aan: inzet, intelligentie, stemming van de leerling vanwege huiselijke of andere situaties.
2. Leraar gebonden factoren. Hier moeten we denken aan inzet, ervaring, opleiding en didactische vaardigheden van de leraar ( kwaliteit van lesgeven ).
3. Kwaliteit / betrouwbaarheid van de toets en de ( on) nauwkeurigheid waarmee gemaakte proefwerken worden nagekeken.
4. Thuissituatie van leerlingen. Denk aan achterstandswijken, ontwrichte gezinnen etc.
In 2013 heb ik tijdens een training aan mulo natuurkunde leraren een onderzoek gedaan naar de invloed van de leraar op het cijfer van een leerling voor een proefwerk. Ik nam van een muloschool klas B3 een proefwerk, met de daarbij behorende puntenwaardering en het correctiemodel. Dat liet ik door een leerling van mulo B3 maken. Vervolgens liet ik 49 natuurkundeleraren uit de bovenbouw het door die leerling gemaakte werk onafhankelijk van elkaar nakijken. Elke leraar kreeg een exemplaar van het door de leerling gemaakte werk, het proefwerk met puntenwaardering en het correctiemodel.
Het resultaat was: 3 leraren geven een 3; 7 leraren geven een 4; 31 leraren geven een cijfer tussen 5 en 6; 6 leraren geven een 7 en 2 leraren geven een 8. Het is alarmerend dat voor hetzelfde werk er zulke grote verschillen zijn in het cijfer.
Uit analyse is gebleken dat de verschillen in de cijfers hebben gelegen aan:
a. Het niet eenduidig zijn van bepaalde vragen / opgaven .
b. Het ontbreken van een gedetailleerde puntenwaardering in het correctiemodel
c. Meerdere keren straffen van doorwerkende fouten.
d. Ontbreken van alle goede antwoorden / oplossingen in het correctiemodel.
e. Instelling van de leraar ( ene leraar corrigeert soepeler dan andere).
In die groep van 49 zaten er een aantal leraren met weinig ervaring; anderen hadden een lagere bevoegdheid in het vak. De invloed van ervaring en opleiding van de leraren heb ik bij het onderzoek niet meegenomen. (uitvoerig verslag van die training ligt bij MinowC).
Repetities en schoolonderzoeken worden zowel op voj als op vos scholen niet altijd en overal even zorgvuldig opgesteld. Afgelopen 10 jaren heb ik schoolonderzoeken van een aantal voj en vos scholen opgevraagd en gescreend. Toets technisch bekeken zitten veel toetsen niet goed in elkaar: toetsen op de meeste voj scholen worden opgesteld zonder vooraf een toets matrijs te maken, in de toets komen er niet eenduidige vragen voor, er is vaak geen gedetailleerd correctiemodel aanwezig. Veel toetsen zijn niet betrouwbaar en ook niet valide. Een toets met hoge betrouwbaarheid geeft de kandidaten de beste garantie dat de beslissing van slagen of zakken slechts afhankelijk is gesteld van hun daadwerkelijk kennen en kunnen en niet van toevallige factoren. De validiteit van een toets is de mate waarin de toets datgene meet waarvoor hij is geconstrueerd. Toets als meetinstrument moet een redelijke validiteit bezitten. Een wiskundetoets wil kennis en inzicht in de wiskunde onderzoeken en bv geen taal kennis.
Slecht opgestelde toetsen drukken op het cijfer van de leerling, het scheelt soms 3 punten op het eindcijfer (blijkt uit een ander onderzoek van mij).
Het voornemen van de regering om te starten met een fundamentele vernieuwing van ons onderwijs is zeer toe te juichen. De regering alleen kan het karwei niet klaren. Onderwijsinnovatie heeft de meeste kans van slagen bij optimale inspanning en samenwerking van alle actoren (beleidsmakers, leerkrachten/onderwijsbonden, leerlingen en ouders). We zijn de fase van zoeken naar boosdoeners van slechte studieprestaties voorbij. Onderwijs is van ons allemaal. Laten wij het belang van onze leerlingen voorop stellen en met vereende krachten werken aan naar grotere hoogte brengen van ons onderwijs.
Jack Mohanlal

error: Kopiëren mag niet!