Loon naar verdiensten

De onderwijsminister, de man die ten midden van gecultiveerde chaos in de onderwijssector orde op zaken tracht te stellen, nu de wind van voren krijgt en als onbekwaam wordt aangemerkt. Een werker die zijn terechte beslissing nu terug moet draaien. Niet de ratio, maar emotie en sentiment hebben wederom overwonnen. Immers, in arbeidsorganisaties zijn geleverde werkprestaties en beloning onlosmakelijk verbonden. Waar de overheid als werkgever optreedt, dient zij bij haar besluitneming geen voorzieningen in de personeelssfeer te treffen die het verstand van de bedrijfsmanager te boven gaan. Ga er maar gerust van uit dat de bedrijfsleider geen cent aan loon zal besteden waarvoor geen prestatie in welke vorm dan ook is geleverd , of waarvoor geen bijzondere diensten aan de organisatie zijn bewezen. ‘’Loon naar werken’’is in het Ambtenarenbezoldigingsbesluit een wezenlijke grondgedachte geweest. Onze grondwet stelt in artikel 28 duidelijk dat alle werknemers gerechtigd zijn tot beloning voor hun werk naar gelang van hoeveelheid, aard, kwaliteit en ervaring, op basis van het beginsel van gelijk loon voor gelijke arbeid. Nergens in de grondwet staat het voorschrift vermeld dat werkgevers gehouden zijn loon te betalen voor niet- verrichte arbeid. Nog minder geeft de grondwet vakverenigingen het recht betrokken te worden bij het nemen van beslissingen door de werkgever, die onverdiend geld in het loonzakje tegengaan. Waar de onderwijsminister zich tegen een beloningsvorm verzet die in het licht van het beginsel van ‘loon naar werken’ onverklaarbaar is, komt het verzet ter andere zijde op gang , onder aanvoering van argumenten die volkomen ontbloot zijn van ratio. Waar de bewindsman zijn besluit op rationele gronden baseert, een niet te rechtvaardigen beloning in de onderwijssector een halt toeroept, vraagt de parlementsvoorzitter om de regels betreffende het zwangerschapsverlof aan een algehele beschouwing te doen onderwerpen en waar nodig te reviseren. De druk op toekenning van loon zonder tegenprestatie leidt tot allerlei vluchtroutes.
De context van het verhaal
Op de keper beschouwd, een juiste zienswijze van de onderwijsbewindvoerder. Eveneens een juist besluit tot stopzetting van een extra beloning aan leerkrachten die vanwege zwangerschap tijdelijk geen arbeid kunnen verrichten. Anderzijds kan de vraag gesteld worden waarom zoveel drukte rond een aangelegenheid die in vergelijkende zin nauwelijks opvalt. Want ga maar na, hoeveel ambtenaren het land niet dienen, volstrekt geen arbeid verrichten, vaak jaren aaneen, doch trouw hun maandelijks loon ontvangen. Loon voor non-prestaties, een verschijnsel dat bestaansrecht verworven heeft. Plaats voor een moment in de aandacht hoeveel ambtenaren dagelijks de presentielijst tekenen, en kort daarna de werkplek verlaten. Terecht leert de literatuur ons dat beloning tot doel heeft de werknemer aan te zetten tot herhaling van gewenst werkgedrag. Daarom ontvangt de niet-presterende ambtenaar trouw zijn loon, jaren aaneen. Waarom zoveel drukte over een beloningskwestie in het onderwijs, waarbij slechts enkelen betrokken zijn, terwijl veel landsdienaren hun werktijden zelf bepalen, een verschijnsel dat vooral door leidinggevenden in stand gehouden wordt , en als blijk van waardering daarvoor hun beloning voor voltijdse arbeid ontvangen. Zijn het niet dezelfde personen die jaarlijks hun periodieke verhoging op de loonslip tegemoet mogen zien? En wat valt te zeggen over het ambtsjubileum wegens trouwe arbeid en de daaraan klevende gratificatie, terwijl plichtsverzaking bij velen als de eindeloze rode draad loopt door het getoonde werkgedrag? De slechte schoolresultaten zijn vaker ook in verband gebracht met opvallend verzuim van leerkrachten. Onderwijsbonden hebben dit verwijt nimmer van de hand gewezen. Aldus ontvangen ook veel leerkrachten loon voor niet-verrichte arbeid. Deze vorm van plichtsverzaking wordt zelfs op hoger niveau geteeld. Immers, hebben niet de achtereenvolgende parlementsvoorzitters leden van het geachte college frequent ernstig moeten waarschuwen tegen plichtsverzuim enerzijds, en het onethisch karakter van het ontvangen van beloning onder gelijktijdige ondermijning van het parlementaire werk anderzijds? Zijn het niet de dames en heren van het geachte college die er bekend om staan de presentielijst wel te tekenen, om daarna de werklocatie te verlaten? Zijn het niet de parlementariërs annex ambtenaren, die loon voor de ambtelijke arbeid ontvangen zonder de werkplek te bezoeken? Dat leerkrachten hun onredelijke verlangens naar loon voor niet-verrichte arbeid gedurende zekere periode kracht bijzetten is binnen de ruimere verbanden alleszins verklaarbaar. Het is de chaos in de beloningssfeer van de overheid als werkgever, de op hol geslagen bezoldigingspraktijk in de publieke sector die eenduidigheid, rationalisering en objectivering van het beloningsbeleid onmogelijk maken. De overheid die, ook als werkgever, de grotere belangensferen bij haar besluitvorming nauwlettend in gedachten dient te houden, voelt zich door pressie van groepen en groepsbelangen vaker genoodzaakt haar ratio te moeten inleveren voor subjectiviteit, onverklaarbaarheid en precedentschepping. In het geval van stremmen van loonuitkering voor niet- verrichte arbeid heeft de onderwijsminister de rechtvaardigheid willen dienen, hetgeen hem niet in dank is afgenomen. Het is overigens een grove misslag, wanneer het parlement zich rechtstreeks inlaat met een beloningsvraagstuk tussen werkgever en werknemer, ongeacht of deze zaak de dienstbetrekking in publieke of bedrijfsorganisaties betreft. De taakstelling van het college is daarvoor te gewichtig.
Stanley Westerborg,
Organisatieanalist
([email protected])

error: Kopiëren mag niet!