Kwaliteit bestuur intern ook bewaken

Door een ngo is het hele overheidsbeleid zoals het is geformuleerd en uitgevoerd en gepland voor uitvoering, geanalyseerd en uitgelegd. Deze evaluaties moeten regelmatig plaatsvinden, het is onderdeel van het besturen van een land. De ministeries en Planbureau moeten jaarlijks evalueren hoeveel van hetgeen gepland is, ook is uitgevoerd. Maar daarvoor moet nagegaan worden of men de juiste maatregelen heeft gepland. Nagegaan moet eerst worden of de juiste beleidsgebieden zijn geïdentificeerd en de juiste maatregelen en activiteiten zijn gepland. Daarna moet nagegaan worden of de implementatie tot stand is gekomen. Ministeries nemen teveel kopie conform over van het ene op het andere jaar. Dat is vooral te zien aan de manier waarop de begrotingen zijn opgesteld. Ambtenaren die een bijdrage leveren aan het opstellen van de ministeriele begrotingen zijn lui en schrijven niet graag, men doet liever aan ‘copy paste’. Begrotingen moeten elk jaar weer geschreven worden en copy paste moet worden verboden. Elke begroting moet beginnen met een paragraaf over de verantwoording over het afgelopen jaar, waarin procentueel wordt aangegeven hoeveel is gerealiseerd. En bij het berekenen van de realisatie van ‘het beleid’ moet niet puur gekeken worden naar de bedragen die worden opgemaakt en uitgegeven. Er zijn methodes die een realisatie noteren wanneer het begrote geld is opgemaakt, ongeacht of er enige output is geweest. Wanneer het geld op de begroting niet is opgemaakt, maar het werk wel is uitgevoerd, dan wordt dat niet genoteerd als een realisatie. Op den duur is er dan sprake van onderrealisatie, en gaat men ervan uit dat het beleid niet is uitgevoerd. Het uitvoeren van beleid wordt in deze methode gelijk gesteld aan het uitgeven van de begrote bedragen. Het is echter best wel mogelijk dat een begroot bedrag niet is uitgegeven, bijvoorbeeld aan een consultant, maar dat de geplande maatregel wel is uitgevoerd. Dan is er dus een voordelige situatie voor de Staat dat een maatregel is uitgevoerd voor minder of geen geld. Het is kortom een positieve zaak dat ook ngo’s op gedegen gronden de uitvoering van het beleid beoordelen. Op de universiteit is enige tijde terug de studierichting Public Administration ingevoerd om de kwaliteit van het bestuur op te krikken. Deze actie veronderstelde ook dat op alle ministeries er eenheden en functies aanwezig moesten zijn om de kwaliteit van het bestuur en de dienstverlening te waarborgen. De afgestudeerden van de nieuwe studierichting moesten dan op deze afdelingen en functies worden ingezet. Nu blijkt dat de ministeries deze afdelingen niet hebben opgezet. Ook is het duidelijk dat de studierichting niet altijd beseft wat haar bestaansrecht en de achtergrond is van haar instelling. De docenten weten dat ook niet altijd. Al met al moet geconcludeerd worden dat ook de universiteit de bijdrage die het met de PA-studierichting moet leveren, niet kan doen. Met de conclusies die Projekta heeft getrokken, ontstaat er aanleiding voor de ministeries om de monitoring te waarborgen en daarvoor speciale eenheden en functies in te stellen. Uit de analyse van de ngo moet ook blijken welke beleidsgebieden het minder goed hebben gedaan en welke beleidsgebieden het beter hebben gedaan. Uit het geheel van de overheidsadministratie moeten best practices worden gezocht die als voorbeeld kunnen dienen voor andere ministeries en andere afdelingen. Dat kan een aanmoediging voor de ministeries op die beleidsgebieden zijn om hun best te blijven doen. Inderdaad rijst de vraag of alle ministeries het even slecht hebben gedaan. Bij een analyse moet ook aangegeven worden wat de oorzaken zijn dat ministeries hun beleid niet goed formuleren en uitvoeren. Het kan liggen aan de interne constructiefouten, maar het kan ook liggen aan niet-gemotiveerde ministers, directieleden en ambtenaren of aan een gebrek aan kader. Ministeries zijn intern verantwoordelijk om de kwaliteit van de eigen producten en diensten te bewaken, maar waar worden alle ministeries in samenhang met elkaar bewaakt? In principe moet dat gebeuren bij het Planbureau en bij het kabinet van de president. Het Planbureau is lange tijd inactief geweest en is pas weer geactiveerd. Dit bureau moet goed bemenst worden waardoor het zijn werk adequaat kan uitvoeren. Het kabinet van de president heeft de bemensing niet om alle ministeries te beoordelen op hun kwaliteit van beleidsformulering en uitvoering. Er moet echter een entiteit zijn die ook politiek de vorderingen op de departementen moet aansturen. Deze kan het best liggen op het kabinet van de vp, mede door de rol van de vp in de raad van ministers.

error: Kopiëren mag niet!