Justitiële blunders in Nederland

Wie het nieuws uit Holland in deze krant een beetje volgt heeft ongetwijfeld kennis genomen van de arrestatie in Spanje van een 55-jarige man die in 1998 een jongetje van een jaar of elf om het leven bracht. Dat jongetje nam deel aan een zomerkamp, had ’s nachts even de tent waarin hij sliep verlaten en is toen vrijwel zeker door de man gekidnapt, misbruikt en om het leven gebracht.
Na twintig jaar zou de verjaringstermijn voor vervolging zijn overschreden (!) als de politie niet vlak voor het verstrijken ervan had aangekondigd een grootschalig DNA-verwantschapsonderzoek te gaan uitvoeren. Daarvoor werden 21.500 mannen opgeroepen die wonen – of toen woonden – in de omgeving waar het lichaam van het jongetje gevonden werd.
Kortgeleden maakte justitie bekend dat er een DNA-match was met de 55-jarige man, die in een plaatsje in de buurt woonde. Het betrof een volledige match met zijn DNA-sporen op de kleding van het slachtoffer. De man was kort na de aankondiging van het grootschalige DNA-onderzoek verdwenen en door zijn familie twee maanden later als vermist opgegeven. Daardoor kon zijn DNA worden verkregen via zijn bezittingen.
De man was tijdens het eerste onderzoek naar de vermissing van het jongetje al wel in beeld gekomen als ‘toevallige passant’, die op de avond van de vondst van het ontzielde lichaam langs de plaats van het delict liep. Hij bleek bovendien in 2011 twee keer te zijn gehoord als getuige, maar ook toen kwam de politie niet op het idee hem in verband te brengen met de dood van het jongetje. Ook niet toen hij destijds al had geweigerd om DNA af te staan. De man werd enkele dagen geleden in de buurt van Barcelona, Spanje, aangehouden.
Elk weldenkend mens zal menen dat het hier gaat om overstelpend bewijs voor het om het leven brengen van het jongetje in 1998. Maar niet voor de Hollandse strafrechtsadvocaten. De keuvelprogramma’s op de late avond op de Hollandse buis laten niets na om die advocaten na dergelijke affaires uitgebreid het woord te geven om te verkondigen dat de aan het licht gekomen feiten nog geen begin van bewijs betekenen voor de eventuele schuld van de verdachte. En steevast wordt er een gerechtspsycholoog bijgesleept die er een sport van maakt om de kijkers het bloed onder de nagels vandaan te halen door in alle gevallen het tegendeel te vinden van wat een verstandig en redelijk mens als wettig en overtuigend bewijs beschouwt.
De conclusie van mijn artikel in Dagblad Suriname van 11 december 2017 blijft daarom onverkort van kracht: de strafrechtsadvocatuur in Nederland laat geen middel onbenut om de loop van het recht te ondermijnen. Door het opereren van die advocatuur in haar huidige vorm rijst sterke twijfel of zij wel in een behoefte voorziet of alleen maar belemmerend werkt voor een rechtvaardige rechtsgang. Bijvoorbeeld als de aanklager een evenwichtige aanklacht zou voorbereiden waarin eventuele verzachtende omstandigheden al zijn ingecalculeerd. Omstandigheden die de rechter kan meewegen in zijn oordeel. Afschaffen of op andere leest schoeien derhalve de Nederlandse strafrechtsadvocatuur.

Anton van den Broek

error: Kopiëren mag niet!