Interne criminaliteit

Vervalste jaarrekeningen, voorzien van vervalste accountantsverklaringen. Werknemers die hun baas bestelen. De kassier die met de kas ervan door gaat. De boekhouder die zich schuldig maakt aan cijfervervalsing. De bedrijfsmanager die middelen van de organisatie in eigen zak stopt. Ook in ons land is interne criminaliteit geen vreemd verschijnsel, waarbij dan gedoeld wordt op onvervalst slecht gedrag in werkorganisaties met materiële, imago- en emotionele schade tot gevolg. Surinaamse organisaties hebben in de loop van vele jaren aardig wat verlies geleden als gevolg van oneerlijkheid begaan binnen of buiten de eigen muren. Hoe groot deze opgetelde schade op jaarbasis is, is zeer waarschijnlijk nooit onderzocht. Maar dat het om grote tot exorbitante bedragen gaat, is niet onwaarschijnlijk. Fraude vormt een onvoorstelbaar groot kwaad dat werkorganisaties op uiteenlopende wijzen kan worden aangedaan. Gefraudeerd wordt er op alle niveaus en in vrijwel alle sectoren van onze maatschappij. Frauderende partijen hebben voordeel aan elkaar. De aanzetter tot het plegen van fraude is, afhankelijk van het belang, bereid grote geldbedragen aan de feitelijke fraudepleger te betalen. Vooral in de overheidsadministratie maken ambtenaren zich vaker schuldig aan fraude. Paspoorten, identiteitsbewijzen, uittreksels, nationaliteitsverklaringen , rijbewijzen, invoer-, uitvoer- en diverse andere documenten die slechts van overheidswege verstrekt kunnen worden, zijn bekende objecten in de wereld der fraudeurs. Waarschijnlijk hebben overheidsinstanties zelf geen juist beeld van de mate waarin fraude en diefstal zich in publieke organisaties voordoen. Fraude komt steeds neer op documentvervalsing of het zich onttrekken aan de werking van geldende voorschriften die in voorkomende gevallen onvoorwaardelijk in acht genomen moeten worden. Verduistering is dan de volgende bron van het kwaad dat organisaties ook schade berokkent. In de praktijk hebben alle typen organisaties te lijden van oneerlijkheid van personen die op een of andere wijze betrokken zijn bij het functioneren daarvan. Hierbij valt te bedenken dat externe invloeden werknemers ook kunnen aanzetten tot fraude en diefstal. Waarschijnlijk wordt geen werkgever in ons land zoveel schade berokkend als de overheid. De opmerking dat het deze grootste werkgever zelf is die door lankmoedigheid, laksheid, slordigheid en nalatigheid de grootste veroorzaker is van zoveel materieel en imagoverlies, moet hier nadrukkelijk geplaats worden. De onoverzichtelijkheid in de dagelijkse gang van zaken in tal van overheidsorganisaties biedt interne criminelen ruimschoots de mogelijkheid de overheid, neen, de Surinaamse gemeenschap, met de regelmaat van de klok tot slachtoffer van hun gewetenloos gedrag te maken. Waarom vindt diefstal in organisaties plaats? Is het een zeldzaamheid? Corrigerend of afstraffend optreden van de baas maakt daarmee dan korte metten. Komt diefstal vaker voor in de organisatie? Steelt de werknemer uit ontevredenheid met zijn of haar positie? Voelt de werker zich tekortgedaan door een naar zijn mening oneerlijk personeelsbeleid? Of heeft de stelende werknemer voortdurend moeite de eindjes aan elkaar te knopen? Hoe het ook zij, benadeling van de werkgever kan verschillende oorzaken hebben die ook gezocht moeten worden in de wijze waarop met werknemers in de organisatie wordt omgegaan. Wat in de bovenstroom merkbaar is, heeft een voedingsbodem in de onderstroom. Die onttrekt zich aan de zichtbaarheid. Voor wat fraude-en corruptiegevoelige dienstonderdelen betreft moet de overheid zich als werkgever toch ook afvragen waarom diensttijdverlenging zo gewild is onder het dienend personeel? Waarom langer op het werk verschijnen? Valt het zo moeilijk afscheid te moeten nemen van de geldbron die middels knoeierij in stand gehouden wordt? Is het werkelijk zo moeilijk, Overheid, om deze organisaties in die mate te rekenen tot bijzondere aandachtsgebieden dat zij in haar functioneren regelmatig op strikte naleving van voorgeschreven processen, procedures en voorschriften worden beoordeeld? Elkaar opvolgende regimes hebben helaas niet het vermogen getoond de overheidsadministratie als schakel tussen openbaar bestuur en samenleving naar een dienovereenkomstig functioneringsniveau te transformeren. Diefstal van eigendommen van de Staat en van bedrijven door eigen werkers zal waarschijnlijk nooit tot het verleden kunnen behoren. Niet meer dan 10% van het personeel in onze werkorganisaties heeft een witte ziel. Die zullen onder geen beding stelen, verduisteren of frauderen. De ‘manipuleerbaren’ of grijze zielen maken 80% uit van de personeelsbezetting. Die zijn beïnvloedbaar door de zwarte zielen die frauderen, stelen en verduisteren in hun bloed hebben. Dat is dan ook 10% van het personeelsbestand. Maar klopt deze theorie dan wel? En hoe zit het op de hogere niveaus? Heeft de directeur nimmer een potlood, pen of mobieltje van de organisatie bewust meegenomen? Zo ja, is dit wel of geen diefstal? En wat te zeggen van de minister die zijn of haar verjaardag viert op kosten van het departement? En van het assembleelid dat wel het ambtelijke salaris ontvangt, maar niet op het werk te zien is? Is dit misschien een geval van ‘veredelde’ diefstal ? Vanaf welk niveau in de organisatie is diefstal geen ‘echte’ diefstal meer? Vanaf welk niveau in de hiërarchie is de interne crimineel geen ‘echte’ crimineel meer? En zijn er ook gevallen bekend waarbij de fraudeur of verduisteraar om een of andere reden toch geen ‘echte’ boosdoener is geweest? Immers, beschermheren en beschermelingen in werkorganisaties zijn geen zeldzame verschijnselen.
Stanley Westerborg
Organisatieanalist

error: Kopiëren mag niet!