Honderdvijftig jaar parlement (deel 2)

Hartkwalen
Een paar jaar terug verscheen op het nieuws het bericht dat een Nederlandse medicus, genaamd de Windt (naar uiterlijk en naam te oordelen een Antilliaan) het gen had ontdekt dat verantwoordelijk zou zijn voor hartkwalen. Dank zij deze ontdekking zou echt serieus gewerkt kunnen worden aan de ontwikkeling van medicijnen tegen hartziekten, werd daarbij vermeld.
Bij het lezen van het bericht dacht ik bij mezelf, waarom is men constant bezig te zoeken naar de genen die organische ziekten veroorzaken met veronachtzaming van de genen die maatschappelijke ziekten veroorzaken? De wijze waarop Afrikanen elkaar afslachten is toch symptoom van een ziekte? De wijze waarop wij elkaar in dit land afbreken is toch symptoom van een ziekte? Een maatschappelijke ziekte wel te verstaan.
We lijden in Suriname aan enige maatschappelijke ziektes zonder dat wij daar erg in hebben. Of zien wij onze aberraties niet als ziekten? We worden boos als iemand ons daarop attendeert. Net als bij slechte adem die een symptoom vormt van een maagziekte.
Vroeger was er op het ministerie van overzeese rijksdelen een afdeling waar een ieder die naar de West werd uitgezonden een briefing kreeg hoe wij benaderd en behandeld moesten worden. Toen ik begin zestiger jaren naar Suriname zou worden uitgezonden kreeg ik ook een oproep voor een dergelijke briefing. Ze dachten namelijk dat ik Antilliaan was. Ik was verontwaardigd. “U bent te lang weggeweest,” werd mij voorgehouden toen ik ze dat fijntjes aan het verstand had gebracht. “U kent uw landgenoten niet.” Jaren later werd mij door een medebestuurslid van de VVD, dat als accountant in Suriname had gewerkt en de vervelende gewoonte had om steeds bezwaar te maken tegen bijna elke Surinamer die ik voordroeg. uit de doeken gedaan wat je op die briefings te horen kreeg. (Overigens: Een dergelijke briefing is normaal voor mensen die voor langere tijd naar het buitenland worden uitgezonden door de overheid of door multinationals). Volgens hem werd er over ons gezegd dat we betweters zouden zijn, die het altijd beter zouden weten. We zouden niet punctueel zijn en daardoor een lastpost vormen omdat we steeds te laat zouden verschijnen op vergaderingen; we hadden de neiging om steeds rechtvaardigingen te zoeken voor ons falen in plaats van met een eenvoudig “sorry” een eind te maken aan een pijnlijke situatie. We zouden buitensporig agressief zijn en steeds gereed om de vuisten te gebruiken of tot schelden over te gaan. We hielden er niet van om gezegd te worden wat wij doen en laten moeten etc. . Het oordeel over onze Hindoestaanse landgenoten was over het algemeen stukken gunstiger.
Ik kon hem geen ongelijk geven vooral niet na verblijf in en vergelijking van onze landgenoten met mensen die er toe doen in andere landen. Ik schreef onze aberraties toe aan opvoedingsdefecten die bij een behoorlijke opvoeding weg geschaafd zouden kunnen worden. Velen van ons zijn opgebracht door moeder of oma alleen. Op school staan de meeste van ons onder de hoede van vrouwen hetgeen nooit goed kan zijn voor een evenwichtige opvoeding. Misschien zou door een beter onderwijsbeleid hierin verandering kunnen worden gebracht. Men zou daarbij moeten beginnen met de opvoeding van de leerkrachten plus hun opleiding beter aan te pakken.
Haat
We hebben echter een andere ziekte op het oog die niet zo gemakkelijk valt te bestrijden omdat de oorzaak dieper schijnt te liggen. Dat is de neiging om anderen af te breken. Veel schrijvers o.a. professor van Lier, vergelijken zwarte mensen met krabben in een ton die elkaar steeds naar beneden trekken. Waarom ze dat doen wordt er nooit bij vermeld. In de dertiger jaren zei minister president Colijn Surinamers deugen niet. Ze werken alles en elkaar steeds tegen. Hopelijk wordt het eens goed met dat land.
Verbittering
We hebben er geen erg in, hoe haat ons wezen domineert. Hoe verbitterd wij innerlijk wel zijn. Ga eens bij je zelf te rade. Geef antwoord op de volgende vraag: Hou je van Bouta? Als het antwoord is neen, luidt de volgende vraag: waarom niet? Dan zullen allerlei antwoorden hierop volgen: A no boeng, hij heeft mensen laten doden etc. Dan volgt de vraag: heeft hij jou eens iets misdaan? (Dit is het systeem van de Griekse filosoof Socrates om steeds vragen te stellen om de diepte van iemands kennis te achterhalen. Het systeem wordt in Amerikaanse hogere opleidingen nog steeds toegepast). Je zult aan het eind van de vraagronde tot de slotsom komen dat je oordeel over de man irrationeel is. Een eerlijker antwoord zou misschien zijn geweest: Ik ken de man te weinig om een oordeel over hem te vellen. Of op zijn Engels give him the benefit of the doubt.
Ik weet zeker dat sommige ontvangers van mijn essays deze niet eens openmaken. “Waarom zou ik die rommel van Donner lezen?” denken ze daarbij. Ik observeerde eens een bekende academicus tijdens een bijeenkomst van de schrijversgroep waar ik net als de man lid van ben. We hebben tijdens onze bijeenkomsten altijd een tafel staan met boeken van collega schrijvers. De man maakte alle boeken open om te zien wat ze inhielden. Mijn boeken raakte hij niet eens aan. Waarom? Ik vroeg eens aan de man die steeds achter de tafel staat, waarom mijn boeken er niet stonden. “oh ben ik vergeten“, zei hij. De boeken zaten in een doos onder de tafel.
Ik kan me voorstellen dat een deel van het Syrische volk de president haat, want de man heeft velen vele jaren onderdrukt. In Suriname wordt iemand echter gehaat zonder dat hij op welke manier dan ook daartoe aanleiding heeft gegeven. Deze haat heeft meestal geen enkele rationele grondslag. Men haat doodeenvoudig. Ik zit in huize Margriet. Ik heb geen enkele bemoeienis met de meeste bewoners. Het is goede dag, goede weg. Ik ken ze niet. En zij mij ook niet. Maar als je de praatjes hoort die over mij de ronde doen dan vraag je je af: waarom? Wat heb ik de mensen toch misdaan?
Neem nou de bejegening van onze voormannen. Politiek is een strijd van denkbeelden en ideeën. Niet in ons land. Ons denken en handelen wordt ingegeven door haatgevoelens en verbittering en is volstrekt irrationeel. Je hebt aanhangers en tegenstanders. Zowel maatschappelijk als in de politiek. Dat is elders ook zo. In Suriname word je echter gewoon gehaat. En dat is elders niet zo. Althans niet in blanke gemeenschappen. Als ik denk aan de verbitterde wijze waarop belangrijke politici als Johan Pengel, Jules Sedney, Frank Essed, Albert Helman, door gewone mensen van de straat werden uitgescholden zonder dat zij deze mensen ooit iets misdaan hadden, dan vraag ik me af hoe dat komt. Dat merk je nu ook aan de wijze waarop de leden van de huidige regering worden bejegend. Uit alles spreekt een diepe haat, wrok, verbittering. Als het zou zijn toegestaan, zou men deze mensen het liefst doodschieten of doodknuppelen. Daarom konden na de militaire coup ministers en andere hoogwaardigheidsbekleders door lieden zonder enige maatschappelijke betekenis worden opgesloten en vernederd zonder dat zij hen ooit iets misdaan hadden.
(wordt vervolgd)
Mr.dr. Walther Donner

error: Kopiëren mag niet!