Het nationale sportcongres

Er komt spoedig en nationaal sportcongres. Zo ziet de jonge minister voor het sportbeleid dat graag. Personen met kennis van zaken in de sportproblematiek zullen dan uitvoerig met elkaar discussiëren, resulterende in conclusies en aanbevelingen die een goede basis zullen bieden voor een sportplan voor de korte, middellange en langere termijn. Het geheel zal gegoten worden in de vorm van een gedegen beleidsdocument, waarin vanuit verschillende invalshoeken wegen aangegeven worden waarlangs het sportbeleid zal worden ontwikkeld. De jonge bewindsman heeft zeer waarschijnlijk in andere hoedanigheid aardig wat indrukken opgedaan over het sportgebeuren en in de sportproblematiek in Suriname. Diepgaand van gedachten wisselen met bestuurders van sportorganisaties, in congres bijeen, zal ongetwijfeld leiden tot verrijkende inzichten in de ontwikkelingsgang op sportgebied. Prima, minister, het doet goed u te mogen beleven als de bevlogen beleidspersoon in het huidige regeerteam. Maar loopt de minister niet te hard van stapel? Heeft de minister inmiddels zijn licht opgestoken bij potentiële personen en organisaties in onze sportwereld die reeds jaren vruchteloos timmeren aan de weg die moet leiden tot merkbare beleidssuccessen in het sportgebeuren? Want, geachte minister, wij hebben, zonder u hier te willen ontmoedigen, ook in ander verband keer op keer vernomen over beleidsoverleg, seminars, workshops, congressen en conferenties die heel wat op papier hebben voortgebracht, doch die uiteindelijk niets anders hebben opgeleverd dan verloren middelen, tijd en energie. Wij werden steeds weer aangenaam verrast door beleidspersonen die ons informeerden over de gerealiseerde output van hun noeste arbeid. Wat zo vaak uitbleef, was de outcome, de merkbare beleidseffecten. Minister, hoe zinvol is het toch om in het kader van de beleidsformulering een nationaal sportcongres op korte termijn te organiseren, terwijl het u bekend is dat het ministerie bij de huidige stand van zaken niet bij machte is in kwalitatieve zin een wezenlijke bijdrage te leveren aan gericht sportbeleid? Hoe zit het met de ontwikkelingsgerichte potentie van uw sportdirectoraat om straks met gevatheid in te spelen op de conclusies en aanbevelingen, vervat in weer een ander document? Dat zowel het directoraat Sport- als Jeugdzaken in de ogen van regering en parlement nooit serieuze aandacht kregen, wordt hier terloops in het licht gesteld. Het is u als minister ongetwijfeld bekend dat de capaciteit van uw beleidsinstrumentarium op sportgebied benedenmaats is. Misschien moet vanuit deze plaats een beroep gedaan worden op de gemeenschap. Misschien dat beter georiënteerde burgers en organisaties de bewindsman erop kunnen wijzen dat, naast de interne zwakte van zijn ministerie, het domein van de sport onder de reeds jaren heersende negatieve omstandigheden niet in cultuur gebracht zal kunnen worden. Er bestaan spanningen en vijandige verhoudingen in en tussen sportorganisaties. Maar ook binnen de besturen van sportbonden zitten zaken vaak niet goed. Blikken wij terug in de tijd, dan ontkomt vrijwel geen tak van sport in Suriname aan een slecht rapportcijfer op het gebied van harmonieus samenwerken. De Surinaamse dambond, de schaakbond, de voetbalbond, de volleybalbond, de zwembond, de zangvogelbond, de atletiekbond, vul zelf maar aan. Hun gemeenschappelijk kenmerk uit het verleden: spanningen en conflicten. En hoe zit het tussen sportorganisaties? Ook dat weten wij intussen wel. En over spanningen en conflicten in en tussen organisaties gesproken. Zijn die steeds rampzalig? Geenszins. Denk maar aan het onderscheid tussen zakelijke en persoonlijke conflicten. Tussen functionele en disfunctionele spanningen. Welke categorie overheerst in ons land? Juist! U kent het antwoord. En deze misstanden tussen personen in de politiek, in de vakbeweging, in de werkrelatie, dus ook in de sport, maken alles kapot. Met betrekking tot de beeldvorming over de problematiek in onze sportwereld doet de minister er stellig goed aan wat meer voorbereidingstijd voor zijn sportcongres in acht te nemen. Bekend zijn bij sportorganisaties als ambtenaar is geheel wat anders dan bekendheid bij de sportwereld als bewindvoerder. Het gestructureerde bilaterale overleg met besturen van sportbonden of sportfederaties is van veel meer waarde voor de beeld- en beleidsvorming binnen de diverse sectoren van de sportwereld in Suriname. Waar de lijnen tekenen van gemeenschappelijkheid in deze wereld vertonen, is het overleg in groter verband uiteraard zinvol. Waar het de afzonderlijke takken van sport betreft, zullen vraagstukken situatiegericht aan dieptebeschouwingen moeten worden onderworpen. Sportminister, gedenk dat een kortstondig nationaal sportcongres overwegend problemen op overkoepelend niveau zal belichten, terwijl de vraagstukken op microniveau uiteindelijk toch weer leiden naar de probleemsituaties binnen de afzonderlijke takken van sport. Met elke sportbond zal daarom specifiek overleg op regelmatige basis moeten plaatsvinden. Goede voorbereiding en goede uitvoering van beleid zijn onafscheidelijk. Veel jeugdigen zijn niet aangesloten bij een sportorganisatie. Scholen zullen daarom eveneens betrokken moeten worden bij de jeugdvorming middels sportbeoefening. Vergeet daarbij ook jongeren-en buurtorganisaties niet, minister. Kunnen ook rr- en dr-leden en het bedrijfsleven in dit verband ondersteunend werkzaam zijn? Het ligt er maar aan welke reikwijdte en diepgang gegeven worden aan het nationaal sportbeleid in Suriname.
Stanley Westerborg
Organisatieanalist
[email protected]

error: Kopiëren mag niet!