Harish Monorath nooit op parlementaire dienstreis

Naast de assembleeleden Ronald Venetiaan van de NPS en Sheilendra Girjasing van de VHP is ook het Nieuw Suriname-assembleelid Harish Monorath gedurende deze regeringsperiode nog nooit op een parlementaire dienstreis geweest. Dit is ook het geval bij A-Combinatie-leider Ronnie Brunswijk. Hij wordt echter nog steeds opgespoord door Interpol. Tegenover Dagblad Suriname geeft Monorath mee dat hij gedurende het eerste en het tweede regeringsjaar niet werd geselecteerd voor een parlementaire missie buiten de grenzen van Suriname. Maar hiervan was er wel sprake onlangs. Aan hem werd gevraagd naar Brazilië af te reizen. Het ging om een conferentie die hij niet belangrijk achtte om bij te wonen.
Parlementariërs die dienstreizen met beide handen aangrijpen, halen te weinig rendement voor het hoogste college van Staat, meent Monorath. ‘Een dienstreis moet significant zijn, het moet een meerwaarde hebben voor het parlement en de wetsproducten die we maken. Maar al deze zalen ontbreken’, oppert de politicus. ‘De verrijking en versterking van de wetsproducten ontbreken aan alle kanten. Het afleggen van een dienstreis brengt ook geen geld in de staatskas, integendeel gaan daar onnodige kosten mee gepaard.’
De politicus noemt als voorbeeld dat het parlement het recht van initiatief slechts heeft gebruikt bij de amnestiewet. ‘Dan nog barstte deze wetgeving van de juridische fouten.’ Monorath vindt dat Suriname niet alle conferenties hoeft bij te wonen. ‘In de praktijk gebeurt dit wel. Ze komen alleen met een verslag voor ons. Maar we hebben niets aan een verslag, het moet te zien zijn aan de wetsproducten die we maken in het parlement. Die moeten kwalitatief goed en op een hoog niveau zijn.’
Bepaalde assembleeleden zijn zeker 40 dagen in het jaar op dienstreis. Zo zijn tal van wetsproducten onaangeroerd gebleven. ‘We reizen maar lukraak, in het Caribisch gebied tot ver buiten de grenzen van Suriname. Maar waar blijft de klimaatswet, de investeringswet, de dierenbeschermingswet, de wet op auteursrechten’, vraagt Monorath zich af.
Een kwestie waar het DNA-lid zich ook aan stoort is de parlementaire verantwoording om bepaalde assembleeleden af te vaardigen voor conferenties op hoog niveau. ‘Ik wil niemand onaangenaam zijn. Maar je moet één van de wereldtalen op mijn minst vlot kunnen verstaan en spreken waaronder het Engels.’ Zo kent Monorath assembleeleden die niet eens Engels kunnen oplezen in het parlement. Hij vraagt zich dan wel af op welke wijze deze personen participeren aan de conferenties waar de discussies in het Engels worden uitgevoerd ‘en op een hoog niveau ook’.
Asha Gajadien-Bhagwat

error: Kopiëren mag niet!