Gezegend land

Het moet in 1977 geweest zijn dat ik voor het eerst voet op Italiaanse bodem zette. Familie had een caravan gestationneerd in het Oostenrijkse plaatsje Ehrwald aan de voet van zuidelijke helling van de Zugspitze die de grens vormt tussen Oostenrijk en Duitsland. Aan de noordflank ligt ski-oord Garmisch-Partenkirchen. De grens loopt eigenlijk over de graat van de Zugspitze. Bergen, leerde mij een alpinist, zijn bijna altijd langgerekte kammen of graten die, gezien vanuit de ruimte, wel wat lijken op draperieën. Het hoogste punt van zo’n graat is de bergtop.
De caravan in Oostenrijk is bedoeld om familieleden en vrienden een goedkoop onderkomen te verschaffen voor de wintersport. ‘Pas-Partout’ (schoonvader Van der Pas is de eigenaar) staat op een alpenweitje dat ze in Oostenrijk ‘alm’ noemen. In het skiseizoen staan de koeien op stal en de boer vermaakt zijn gasten tijdens het après-ski met sentimentele jodelliedjes waarbij de Glühwein en de Obstler rijkelijk vloeien. In het voorjaar verplaatst de familie het onderkomen gewoonlijk naar de Franse Middellandse Zeekust en mij is gevraagd dit keer dat klusje voor mijn rekening te nemen. Met een sterke Renault voorzien van trekhaak begeef ik mij, in gezelschap van een avontuurlijke collega, via de Duitse Autobahn naar de Oostenrijks-Duitse grens en tegen de avond draaien we de Ehrwalder Alm op en speuren alvast naar een pad om bij het ochtendgloren vanaf het bergweitje verder richting Frankrijk te gaan. Na een vrijwel slapeloze nacht in de ijskoude caravan zet Pas-Partout zich de volgende ochtend in beweging, nagewuifd door de boer en zijn vrouw maar nog onkundig van het feit dat zijn krik in het gras van het Alpenweitje is blijven liggen.
Mijn collega is een geoefend kaartlezer maar ik een veel minder getalenteerd chauffeur. Dat wil zeggen dat ik nog nooit met een caravan achter me heb gereden en het gevaarte duwt dan ook uit volle macht in de afdaling en remt bergopwaarts met evenveel élan. Maar gelukkig laten we weldra de bergpaadjes achter ons en voegen in op bredere wegen. We merken dat er lange files achter ons ontstaan en sociaal als we zijn zoeken we zodra het kan voor een paar minuten een parkeerhaventje om de stoet te laten passeren.
De reis zuidwaarts door Tirol, het smalle westelijke deel van Oostenrijk, verloopt voorspoedig en na een uur of twee bereiken we de Brennerpas. Daar voorbij ligt de Italiaanse provincie Alto Adige. Zij wordt ook wel Süd Tirol genoemd en men begroet elkaar zoals in Oostenrijk met ‘grüss Gott’ en het Duits is er ook in wereldse zaken de voertaal. Het landschapsbeeld wordt anders dan in Oostenrijk, maar het is een onbestemd en vreemd anders. De wegen zij er niet meer zo onberispelijk en de vangrails een beetje verroest. Ook de dorpjes en huizen zijn niet meer zoals in Oostenrijk en zelfs de bomen en de struiken zijn niet hetzelfde. Alles is anders in Italië. Vooral mooier en smaakvoller.
De reis voert zuidwaarts richting Bolzano en Trento door het dal van de rivier de Adige dat zich uitstrekt tot Verona. Af en toe leidt de weg over een brug naar de andere oever. De Adige houdt zich meestal kalm maar als zij grotere hoogteverschillen moet nemen wordt zij opeens een angstaanjagend woest kolkende en schuimende furie. Rechts van ons ontwaren we de graat van de Monte Baldo die de gehele oostkant van het langgerekte Lago di Garda afsluit en waarvan onverschrokken paragliders met hun zweeftuig in de richting van het meer duiken.
Vanaf Mantua (Mantova) met zijn lotusbloemen in de meren die het stadje omringen, rijden we westwaarts – we moeten tenslotte naar Frankrijk – en dan bevinden we ons plotseling in een landschap zoals je soms een landschap droomt. Het is de laagvlakte die ontstaan is door de vele overstromingen van de rivier de Po. Links en rechts uitgestrekte rijstvelden waarbij de risotto in mei wordt geplukt door vrouwen die van heinde en verre zijn gekomen om wat bij te verdienen voor hun gezin. Overal langs de weggetjes en in de dorpjes open boerenschuren waar de geoogste rijst wordt opgeslagen of waar buiten het oogstseizoen de boerenkarren worden gestald. Het vormde ooit het decor voor de Italiaanse klassieker Riso Amaro (Bittere Rijst) uit 1948 met in de hoofdrol actrice en voormalig miss Rome, Silvana Mangano.
We passeren het stadje Cremona in het hart van de Po-vlakte en de provincie Lombardije waar vanaf de zestiende eeuw beroemde violisten hun instrumenten bestelden bij talentvolle vioolbouwers zoals Stradivari, Guarneri en Amati. Tot op de dag van vandaag vindt men in Cremona de ateliers waar wordt gewerkt volgens het procedé van zijn oude meesters. Het handwerk van hen is door de eeuwen heen onveranderd gebleven.
Via Piacenza, aan de oevers van de Po in Emilia-Romagna, buigen we via de Apennijnen zuidwaarts richting de Mediterranée die we bij het krieken van de dag bereiken via de havenstad Genua. Zonder te stoppen vervolgen we onze reis westwaarts richting grens en Franse Rivièra met Monte Carlo, Antibes, Monaco, Cannes en nog twee handen vol soortgelijke snobbish vakantie-oorden. Pas-Partout vindt tenslotte zijn voorlopige rustplaats nabij het kalme kustplaatsje Valras Plage, omringd door de wijngaarden van de Languedoc-Roussilon. Het is het minst toeristische deel van de Franse Middellandse Zeekust, misschien door de koude noordenwind, de mistral, die er af en toe de kop opsteekt.
Italië is anders. Totaal anders. Het is met niets te vergelijken. De Italianen zijn blijkbaar door de Voorzienigheid gezegend met het vermogen om van zelfs het eenvoudigste gebruiksvoorwerp of kledingstuk een kunstwerkje te maken. Het is alsof het woord esthetica er geboren is. Zij hebben ook hun steden, hun dorpen en hun landschap land ingericht als waren het schilderijen van hun meesters – Caravaggio, Modigliani, Da Vinci, Botticelli of De Chirico. Eigenlijk is alles er mooi en smaakvol en dat hebben sinds jaar en dag ook de mode-branche, die van de schoenen en lederwaren, die van de gemotoriseerde voertuigen en van tal van andere takken van nijverheid ontdekt. Italiaans design en styling domineert sedertdien ook de architectuur, de woninginrichting en de vormgeving van huishoudelijke equipment.
Mijn reisje door de Povlakte bleef eenmalig en incidenteel en ik heb het schilderachtige gebied nooit meer teruggezien. Maar des te meer de andere streken van Italië. Na het tijdperk van het kamperen met kinderen aan het Gardameer met incidentele bezoekjes aan steden als Verona, Bergamo en Milaan in de jaren tachtig en negentig, trok ik nadien met mijn wederhelft kris-kras van noordwest naar zuidoost – want dat is de enige begaanbare weg. Van Sardinië via Isola d’Elba tot Sicilië. Van Apulië en Reggio Calabria in de hak van de ‘laars’ tot Venetië in het noorden.
Maar het summum van schoonheid is en blijft de provincie Toscane ongeveer in het midden van het land. Als er een hemel zou bestaan zou die zonder twijfel zijn gemodelleerd naar deze streek, die voor de fijnproevers alles bezit om in extatische toestand te geraken. Zoals Siena, de aanvankelijk Etruskische nederzetting die al tegen de vijfde eeuw na Christus een bisschopszetel had en van vanaf de twaalfde eeuw een van Italië’s belangrijke steden werd. De middeleeuwe sfeer is er nog altijd. Zoals de Crete Senesi, de kijtrotsen in het zuidoosten van Siena met oogstrelende plaatsjes zoals Asciano waar jaarlijks een palio plaatsvindt, niet met paarden zoals in Siena’s stadscentrum, maar met ezeltjes. De banieren in het plaatsje zijn onwaarschijnlijk smaakvol: twee door een diagonaal gescheiden vlakken van roze en zwart ! Zoals de met cipressen omzoomde Abbazio di Monte Oliveto Maggiore waar de monniken ’s ochtends en ’s avonds hun prachtige metten en lauden ten gehore brengen. Zoals de oogverblindend mooie door wijngaarden omringde plaatjes als Montepulciano en Montalcino. En zoals een van de allermooiste plekjes van Toscane: Castagneto Carducci niet ver van de Middellandse Zeekust en het eiland Elba. Wie een avondlijke wandeling door het stadje maakt over zijn glimmende kasseien, tussen de nauwe straatjes met zijn witte huisjes, in het gele schijnsel van de natriumlampen aan de gevels, ziet zo ongeveer het mooiste wat een mens op planeet Aarde kan zien.
Anton van den Broek

error: Kopiëren mag niet!