Gerechtvaardigde verwachtingen in het onderwijs

De regering heeft gerechtvaardigde verwachtingen geschapen bij de leerkrachten tegen wie recent maatregelen zijn getroffen. Die verwachting is dat deze leerkrachten les mogen verzorgen en recht hebben op een bestaan in deze sector. De minister van Onderwijs heeft in een persontmoeting getracht om zijn keuzes op zijn ministerie te rechtvaardigen, maar daarin is hij niet geslaagd. Hem moet wel worden meegegeven dat hij een poging heeft ondernomen om verantwoording af te leggen en dat getuigt wel van goed bestuur. De minister heeft in het verleden dankbaar gebruik gemaakt van de diensten van de leerkrachten. Deze leerkrachten hebben ervoor gezorgd dat het onderwijs niet belemmerd werd vanwege gebrek aan leerkrachten. Een deel van deze leerkrachten heeft zijn/ haar studie niet afgemaakt omdat ze zich toelegden op de vorming van een deel van onze kinderen. Deze leerkrachten hebben hun studie niet kunnen afmaken, maar dat betekent niet zonder meer dat ze niet bevoegd zijn in zijn algemeenheid voor werk als onderwijzer. De minister behoorde dankbaar te zijn voor de bijdrage van deze leerkrachten. Nu praat de minister lichtvaardig en denigrerend over deze werkers in het onderwijs. In het verleden hebben deze onderwijzers die bedankt worden, samen en naast de onderwijzers gewerkt die nu niet zijn bedenkt. Dat het ministerie bezig was met maatregelen om de kwaliteit van het onderwijzerskorps te verbeteren is nooit aangekondigd door de minister. Hij doet nu voorkomen alsof deze leerkrachten schuldig zijn aan de slechte schoolprestaties van Surinaamse kinderen, met name de jongens. De minister doet geloven alsof zijn maatregel erop gericht is om het onderwijs te verbeteren en de schoolresultaten te verbeteren. De minister laat dus blijken te weten wat de oorzaken zijn van de slechte onderwijsresultaten. Onbevoegde leerkrachten die geen ‘raskippen’ zijn, zouden de hoofdoorzaak of medeoorzaak zijn van deze slechte schoolprestaties. De vraag rijst of en wanneer de minister een opdracht heeft gegeven aan een onderzoeker of een commissie om de oorzaken van de slechte cijfers te onderzoeken. Naar ons weten heeft dat nooit plaatsgevonden. De minister heeft nooit blijk gegeven van een opgedragen of voltooid onderzoek, noch heeft hij het bestaan van een eerder rapport ooit geciteerd. De conclusie kan dus getrokken worden dat de minister puur heeft gehandeld op basis van zijn eigen inzichten die het resultaat kunnen zijn van de spanningen die voortsudderen op het arbeidsveld. De arbeidsverhoudingen zijn in de onderwijssector vertroebeld. De vraag rijst welke de andere maatregelen zijn die de minister zal treffen om het onderwijs te verbeteren. De vraag rijst ook wat er schort aan de leerlingen die door de handen zijn gegaan van de leerkrachten die nu bedankt worden. Zijn zij en hun werkgevers mede schuldig aan een halve of onvolledige scholing van deze leerlingen? De vraag rijst ook of er al die tijd een verschot was van bevoegde leerkrachten en waarom de bevoegde leerkrachten die nu de onbevoegde gaan vervangen, niet aan de bak konden komen. Of zal een extra druk op leerkrachten worden gelegd om de plaatsen van de ontslagen leerkrachten op te vangen? De minister heeft het vaak over zijn vakkennis over het onderwijs. In een berucht geworden interview die de minister gaf aan een medium zei hij dat zijn praktische kennis van het onderwijs bijzonder goed is. In deze verklaring sloot de minister impliciet zijn theoretische kennis uit. Puur vanuit deskundigheid bekeken is een op de universiteit afgestudeerde in het Onderwijskunde en/of Pedagogische Wetenschappen het best geëquipeerd om een onderwijsministerie met uitdagingen als de onze te leiden. Dat zou dan een minister kunnen zijn die met recht zou kunnen bogen op zijn academische vakkennis en daaraan ook rechten ontlenen en gezag afdwingen. Een schooldirecteur en/of een onderwijzer behoeft vanuit die kwaliteit(en) nog niet de vaardigheden te bezitten die hem/haar zouden kwalificeren als een bekwame minister van onderwijs. Onze onderwijsminister moet op een erkende universiteit Onderwijskunde en/of Pedagogische Wetenschappen hebben gestudeerd. Onderwijskunde wordt op de universiteiten aangevuld of het gaat samen met Pedagogische Wetenschappen of Agogische Wetenschappen. Onderwijskunde wordt beschouwd als een wetenschap die leren, opleiden en ontwikkelen in onderwijs en bedrijfsleven wil beschrijven, begrijpen en verklaren. Deze wetenschap levert daarmee een bijdrage aan de verbetering van het onderwijssysteem en opleidings- en leertrajecten. De universitaire opleiding onderwijskunde is interdisciplinair, praktijkgericht en heeft als doelstelling om op een wetenschappelijke manier onderwijs te bestuderen in scholen en bedrijven. Oplossen van onderwijsvraagstukken kan mede op basis van deze onderzoeksresultaten. Als de minister deze opleiding niet heeft gedaan is het dus bovendien onterecht dat hij vergaande uitspraken doet op basis van zijn deskundigheid, omdat hij die niet in de volle breedte bezit. Er zijn burgers in Suriname die begaan zijn met het lot van het Surinaams onderwijs die over deze universitaire graad ruimschoots beschikken. Bovendien spelen dialoog en consultaties met onderwijzersvakbonden, bedrijfsleven, schoolbesturen en ouders een belangrijk deel van het werk, waar enorm veel tact en zelfbeheersing aan de dag moet worden gelegd.

error: Kopiëren mag niet!