Gemeenschap behoeden van ondergang

De Matawai (Matuariërs) zijn in het geweer gekomen tegen de vervuiling en vernietiging van hun woon- en leefgebied. Deze vervuiling en vernietiging van het ecosysteem heeft niet alleen een vernietigend effect op de gezondheid en het levensonderhoud van de gemeenschap, maar kan ook funest blijken te zijn voor het voortbestaan op zich van dit volk. De gehele gemeenschap is in opstand gekomen en met ondersteuning van het traditioneel gezag. Er zijn concessies gegeven in het woon- en leefgebied van de Matawai althans, de activiteiten van een goudmijnbouwbedrijf hebben een indringende negatieve impact op het leven en het voortbestaan van deze gemeenschap. De gemeenschap heeft in het verleden geprotesteerd tegen de concessieverlening in het gebied. Het resultaat is dat de minister van NH de concessie of heeft ingetrokken of niet heeft verlengd. Het intrekken zal lastiger zijn geweest, omdat je met elke verlening van een vergunning verwachtingen schept en er investeringen en onkosten worden gedaan. Men gaat als vergunninghouder dan uit van een ongestoord gebruik van het verleende recht zolang men zich aan de vergunningsvoorwaarden houdt. De vraag rijst of in dit geval inschattings- en beoordelingsfouten van de bevoegde instantie bij het overwegen van de vergunningaanvraag, afgewenteld kunnen worden op de vergunninghouder die investeringen heeft gepleegd en waarschijnlijk ook lonen heeft uit te betalen. Het antwoord van deze vraag hangt mede af van de overweging of het belang dat gediend wordt met het intrekken (d.i. het opheffen van de inbreuk op het wonen, leven, werken en voortbestaan van de gemeenschap) opweegt tegen de schade die zou ontstaan bij de vergunninghouder met de intrekking (financiële schade vanwege het niet terugverdienen van investeringen, gederfde inkomsten, niet kunnen uitbetalen van loon). Bij het niet verlengen heeft de bevoegde instantie het gemakkelijker, omdat de verlening van een vergunning de garantie niet geeft dat die vergunning aan het einde ook weer zal worden verlengd. Nu is er in de media gemeld dat de regering, op verzet van de gemeenschap en het traditioneel gezag, besloten had om de vergunning aan het bedrijf niet te verlengen, maar dat daarop een rechtszaak aanhangig werd gemaakt door de vergunninghouder, die hij ook nog won. Er is in de media gemeld dat de rechter de regering gedwongen heeft om de vergunning af te geven. Dat is eerder voor te stellen bij het intrekken van een lopende vergunning dan bij het niet verlengen van een vergunning. Bij het verlengen van een concessie heeft de bevoegde instantie de beleidsvrijheid om meerdere overwegingen in het algemeen belang aan te leggen om een vergunning niet meer te verlenen. De belangen van de Matawai gemeenschap wegen heel zwaar, omdat het gaat om leven en dood. In de Wet Bosbeheer 1992 wordt gemeenschapsgrond aangeduid als grond, waarop in stamverband levende en wonende boslandbewoners dorpen of nederzettingen hebben gevestigd, dan wel grond die zij in cultuur hebben of in cultuur mogen brengen. De Glis-wet zegt dat in de toelichting dat vooruitlopend op een wettelijke regeling inzake collectieve rechten van in stamverband levende gemeenschappen, dienen zoveel mogelijk deze gebieden al in het geometrisch bestand opgenomen te zijn. Dit is belangrijk omdat instanties belast met het uitgeven van domeingrond of het verlenen van concessies en dergelijke dan kunnen zien dat op deze gronden rechten van de inheemse en tribale gebieden aanwezig zijn. Deze wet schrijft namelijk in artikel 122 lid 4 voor dat met betrekking tot de registratie van traditionele woon- en leefgebieden van de in stamverband levende volken bepalingen zullen worden vastgesteld, na overleg met het ministerie van RO. De Glis-wet definieert Traditionele ‘woon -en leefgebieden van in stamverband levende volken’ als ‘delen van het grondgebied, welke traditioneel worden bewoond door de in stamverband levende delen van de bevolking of van belang worden geacht voor het in stand houden en / of waarborgen van de leefpatronen van deze delen van de bevolking’. In de oude L(andhervormings)-decreten wordt ook erkenning gegeven van de rechten van deze volken. In het Decreet Beginselen Grondbeleid staat vermeld dat de rechten op domeingrond in beginsel toekomen aan hen die de grond bebouwen, bewonen en bewerken. Uitzondering hierop geldt in gevallen, waarbij domeingrond onwettig geoccupeerd is. Er staat in het decreet dat bij het beschikken over domeingrond, de rechten van in stamverband levende “Bosnegers en Indianen” op hun dorpen, nederzettingen en kostgronden moeten worden geëerbiedigd, voor zover het algemeen belang zich daartegen niet verzet. Het decreet kent als algemeen belang mede de uitvoering van een project binnen het kader van een goedgekeurd ontwikkelingsplan. Hiervan is in dit geval van het mijnbouwbedrijf geen sprake. Wat de beweegredenen van de rechter zijn geweest om een verlenging te forceren en de vernietiging van een gemeenschap voort te zetten zijn niet bekend. En of het gaat om een intrekking van de concessie of een weigering van verlenging is ook nog de vraag. In elk geval dient niet gesold te worden met de belangen van de gemeenschap. De wetgeving is enkele maanden terug aangescherpt om de belangen van deze gemeenschappen veiliger te stellen dat tot dan het geval was. Het is zaak dat de regering in deze zaak ingrijpt en de gemeenschap behoedt van ondergang.

error: Kopiëren mag niet!