Geloofwaardig of onbetrouwbaar?

Middels geloofwaardigheid valt niets te produceren. Geloofwaardigheid is geen doelstelling. Als ethisch begrip kan het ook niet worden aangemerkt en evenmin betreft geloofwaardigheid een persoonskenmerk. Geloofwaardigheid heeft betrekking op de wijze waarop onze omgeving, en wel een ieder voor zich, over ons denkt. Hoe onze gedragingen, bedoelingen, competenties en besluiten worden beoordeeld. Dit geldt voor de diverse sociale systemen waarin wij ons dagelijks bevinden. Geloofwaardigheid is een gevolg van zeker gedrag gedurende een langere periode. Geloofwaardig willen overkomen in het hier en nu zal daarom geen effect sorteren. In elk geval niet in de Surinaamse politiek alwaar de ene machthebber of machtstrever een nog beroerder verleden op zijn of haar naam heeft staan dan de andere.
Geloofwaardigheid, dus ook in politiek en in bedrijfsmatig leiderschap, is niet als het paradigma dat plots ‘geboren’ wordt, doch moet langs wegen der geleidelijkheid worden opgebouwd. Wie de reputatie van ‘geloofwaardig’ geniet zal vooral in tijden vol turbulentie en onzekerheid duidelijk zeggen wat gedaan moet worden en ook doen wat gezegd is. Nu wordt de huidige regeringsleider vanuit delen van de samenleving voortdurend versleten voor ongeloofwaardig. Misschien heeft deze bewindspersoon vaker de dingen die door hem gezegd zijn, niet tot uitvoering gebracht. En dat ondermijnt het proces dat moet leiden naar het predikaat van geloofwaardigheid. Zijn anderzijds al onze ondernemers en bedrijfsmanagers het toonbeeld van geloofwaardigheid? Staat het politiekorps symbool voor betrouwbaarheid? Is niet het douanekorps recentelijk wederom neergezet als corrupt en onbetrouwbaar? Waar frauderen ambtenaren voortdurend met paspoorten, identiteitsbewijzen en nationaliteitsverklaringen? En wie zijn vervolgens de lieden ter andere zijde van het politieke speelveld die het nu hebben over een onbetrouwbare regeringsleider, over onbetrouwbare ministers, doch die zich eerder goeddeels ook hebben doen kennen als onbetrouwbare spelers in de politiek? Je zou tenminste toch met recht mogen zeggen dat wie ooit in zee gegaan is met corrupte figuren omwille van machtsverwerving of om machtsbehoud, eveneens corrupt is? Wie de rover faciliteert, is toch ook medeschuldig aan de gepleegde beroving? Het lastige van geloofwaardigheid, is dat het slechts een punt van ernstige aandacht wordt wanneer het op het kritieke moment blijkt te ontbreken. Zoiets als het drooglopen van de waterbron, terwijl iedereen dorstig is. Een bestuurskundige hier op deze plek maakt allicht de opmerking dat geloofwaardigheid een bijproduct is van goed bestuur, terwijl een econoom daarginds beweert dat het juist als grondstof voor effectief bestuur moet worden aangemerkt. Wie moet je nu geloven? Welke regeringswoordvoerder uit het verleden of in het heden en nu moet je geloven? Zij spreken toch steeds weer de taal van hun politieke baas? Praten wij over bestuurlijke geloofwaardigheid, is ‘integriteit’’ dan niet zonder meer een belangrijk aspect daarvan? Het gaat daarbij toch om de uitstraling van reinheid en om het trouw blijven aan de persoonlijke waarden en overtuigingen? Of is ook dat intussen veranderd? Iemand die ooit misbruik gemaakt heeft van de verworven positie in de maatschappij en er zelf beter van geworden is kan zich nooit meer beroepen op diens integriteit. Dat geldt alleszins ook voor degene die ooit in samenwerkingsverband de onrechtvaardige partner heeft omarmd. Ook in de huidige samenstelling van het parlement zijn er lieden aan te wijzen die als corrupt, onbetrouwbaar en ongeloofwaardig kunnen worden aangemerkt. Zij wonen in glazen huizen. En die zijn doorzichtig. Zonder geloofwaardigheid, zonder vertrouwen kunnen stellen in elkaar beroven wij onszelf als Surinamers wel van de mogelijkheid om samen een goede maatschappij op te bouwen. Met het voortschrijden van de tijd nemen de tegenstellingen op diverse niveaus van ons gemeenschapsleven alleen maar toe. Over deze eerstegraads vernietiging van ons leefmilieu praat geen sterveling. Ook de milieu- activisten niet. Alle ogen blijven wel gericht op beschadigde natuurparken en op illegale goudzoekers. Dit kwaad ligt op het secundaire vlak van vernietiging. De huidige politieminister heeft enkele maanden terug een integriteitscommissie ingesteld die het integriteitsvraagstuk binnen de politieorganisatie onder de loep moet nemen. Niet bepaald eenvoudig om met deze abstracte en ongrijpbare problematiek om te gaan. Waar moet je als onderzoeker nu beginnen? Onderscheid tussen de politieorganisatie en het politiekorps is in dit verband wel van belang. Het korps moet immers de waarden van de organisatie uitdragen en niet andersom. En integriteit is toch ongetwijfeld een der waarden van elke politieorganisatie? Dat behoeft verder dan toch ook geen onderzoek? Draagt het korps deze waarden niet uit dan verliest het politiecollectief daardoor ook de grondslag van zijn bestaan: “een korps dat het boegbeeld is van deugdelijkheid in veelvoud”. De integriteitscommissie zou haar onderzoek waarschijnlijk kunnen beginnen met de vraag naar de wijze waarop personen in politiedienst aangenomen worden. Want over de praktijk gedurende vele jaren rond werving, selectie, beoordeling, bevordering en mutatie van het politiepersoneel valt nog heel wat te zeggen. Dat weten zoveel politiebeambten toch ook wel? Hier met name dan de objectiviteit daarbij. Deze aspecten van personeelsbeleid raken ook alleszins de integriteit van het politiemanagement. En dat ligt dan toch weer in het voorportaal van geloofwaardigheid?
Stanley Westerborg
Organisatieanalist

error: Kopiëren mag niet!