Suriname maakt zich onder andere klaar om ongeveer een half miljard USD binnen te halen. Het is de regering gelukt om een obligatielening van USD 550 miljoen tegen een rente van 9.25% aan te gaan. De looptijd is 10 jaar en de rente zal halfjaarlijks worden uitbetaald. Menig parlementariër is stil blijven staan bij het feit dat het geheel onduidelijk is onder welke voorwaarden de regering ook deze lening is aangegaan. Er zijn tal van berichten geweest, waarbij is aangegeven dat met deze lening de regering oude leningen en rentes terug zal betalen. De voorzitter van DOE (Democratie en Ontwikkeling in Eenheid) Carl Breeveld heeft aangegeven in dit kader niet te willen reageren op geluiden waarvoor de lening eigenlijk gebruikt zal worden. Hij geeft aan van de bron zelf te willen weten waarvoor deze lening precies gebruikt zal worden. Ten aanzien van de lening gaf de DOE voorzitter wel aan dat er een leningenplafond is waaraan de minister van Financiën zich moet houden. “Als je in een crisis zit en de hele natie kreunt waarbij situaties in de samenleving heel complex zijn geworden, dan is het juist om het parlement te betrekken bij dit soort stappen. Deze stappen zullen namelijk regeringoverstijgend zijn. Vandaar dat het dus op zijn plaats is dit in het parlement aan de orde te stellen.” Volgens Breeveld heeft deze regering de neiging, wat overigens ook bij IMF is gebeurd, eerst een overeenkomst te sluiten en daarna het parlement te informeren. “Wij zijn de volksvertegenwoordigers en we behoren tijdig geïnformeerd te worden. Ik heb ook steeds aan de president gezegd dat hij vaker in het parlement moet zijn. Dit is namelijk het gemis. We hebben er ook altijd over gesproken tijdens onderhandelingen. Want zeker in crisistijd zijn alle handen nodig om uit de problemen te komen.” De volksvertegenwoordiger is van mening dat wanneer zaken binnenskamers geregeld worden en men daarna achteraf de zaken komt aangegeven, kunnen deze verkeerd lopen. “Goed bestuur vraagt naar transparantie, duidelijkheid en dat het parlement vooraf geïnformeerd moet worden zodat we weten wat ons en de generatie die na ons komt, te wachten staat. Op dit gebied mag men dus zeker verwachten dat wij onze stem zullen laten horen in het parlement”, aldus Breeveld.
