Geen instituten en wetten tegen rassendiscriminatie

Suriname is een land dat heel vaak wordt aangeduid als een plaats waar verschillende etnische groepen harmonisch met elkaar samenleven. Tot op zekere hoogte kan dat waar zijn. Maar het vrijwaart ons toch niet van de plicht om instituten en wetten in werking te hebben, die eventuele gevallen van rassendiscriminatie kunnen behandelen. Vandaag wordt wereldwijd de Internationale Dag voor de Eliminatie van Rassendiscriminatie herdacht. Rassendiscriminatie mondt in veel landen zelfs uit in gewapende conflicten, mensenrechtenschendingen en zelfs genocide. Een recent voorbeeld vormen de mensenrechtenschendingen in Centraal Afrikaans Republiek. Etnisch gerelateerde incidenten met een economische ondertoon hebben zich recentelijk ook voorgedaan in Suriname in gebieden waar er goud wordt opgegraven. Niemand mag op grond van zijn geboorte, geslacht, ras, taal, godsdienst, afkomst, educatie, politieke overtuiging, economische positie of sociale omstandigheden of enige andere status gediscrimineerd worden, bepaalt artikel 8 van onze Grondwet. Uit 1971 dateert de bepaling uit het Wetboek van Strafrecht dat deelnemen of geldelijke of andere steun verlenen aan activiteiten, gericht op discriminatie van mensen wegens hun ras, strafbaar is. Dat is eveneens het geval wanneer een persoon in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf, bij het aanbieden van goederen of diensten, dan wel bij het gestand doen van een aanbod, iemand wegens zijn ras achterstelt. Deze bepalingen alleen zijn niet voldoende. Onderzoeken naar rassendiscriminatie wordt er niet gedaan in Suriname, dus van onszelf weten wij niet of en in welke mate discriminatie voorkomt in de samenleving bijvoorbeeld in het onderwijs, in de openbare gezondheidszorg, bij de dienstverlening vanuit de overheid, in het openbaar vervoer, in de media, in de sport en op de werkplek. Suriname is een multi-etnische samenleving met een zekere mate van scheiding, ingegeven door de geografische spreiding dat weer te verklaren is vanwege de economische inrichting en de bevolkingspolitiek in de koloniale periode. Rassendiscriminatie (het direct of indirect maken van onderscheid waar individuen of groepen (materieel/immaterieel) nadeel van ondervinden, is voorstelbaar in Suriname. Het is van belang dat het ministerie van Juspol (en Buza), die moet waken over de handhaving van de fundamentele mensenrechten en vrijheden en de inwendige veiligheid van de Staat, regelmatig studies laat uitvoeren en dat openbaar maakt. Het Nationaal Strategisch Veiligheidsplan dat in 2009 werd geformuleerd, ziet de muren tussen de verschillende bevolkingsgroepen wel als een bedreiging voor ‘nation building’ en voor de veiligheid. Suriname is partij bij de Conventie tegen Eliminatie van de Rassendiscriminatie (CERD). In dit kader moet de Staat Suriname regelmatig rapporten uitbrengen en worden door monitorende instituten opmerkingen gemaakt en vragen gesteld over punten die te maken hebben met de uitvoering van de verdragsbepalingen. De State Department USA brengt jaarlijks een mensenrechtenrapport uit en daarin worden er opmerkingen gemaakt over o.a. rassendiscriminatie over alle landen in de wereld. Een van de recentere rapporten geeft aan dat overheidsrestricties er niet bestaan over de culturele beleving. In het kader van het hierboven genoemd artikel 8 merkte het rapport op dat verschillende delen van de bevolking, waaronder Marrons en Inheemsen, het slachtoffer waren van discriminatie. In 2012 waren geen klachten over discriminatie officieel ingediend. Echter blijven Marrons, ca. 15% van de bevolking, nadeel ondervinden van een ongelijke behandeling op het gebied van onderwijs, werkgelegenheid en verlening van overheidsdiensten (sociaal en medisch), mede als gevolg van gebrekkige infrastructuur. Een speciale erkenning van Inheemsen (ca. 2% populatie) is er niet. Deze groep is vanwege de verafgelegen onderontwikkelde woongebieden verstoken van overheidsdiensten en participatie in beleidsformulering en besluitvorming die op haar van invloed is. Inadequate landrechtenafspraken, concessies (bos- en mijnbouw) waaruit geen voordelen voor de Marrons en Inheemsen worden gegenereerd (inclusief milieuvervuiling) worden als vormen van discriminatie aangemerkt. Voorkomende discriminatie is onderdeel van het interne veiligheidsvraagstuk. In goudmijngebieden bestaan er latente spanningen tussen Marrons, Chinezen en Brazilianen. Het Nationaal Strategisch Veiligheidsplan merkt in het kader van ‘veiligheid in de context van nation building’ als negatief aan de interne segmentatie tussen de etnische culturen die er nog steeds aanwezig is. Er zou een druk bestaan om elke cultuur haar eigen institutionele eigenheid te geven. Dat gaat veel verder dan het hebben van een eigen kerk, sociëteit, zang- en voetbalvereniging – typische verschijningsvormen van normale verzuiling. De interne segmentatie zit dieper en uit zich onder meer in etnisch stemgedrag en etnisch ingevulde ministeries. Op dit laatste onderwerp, met zorgwekkende uitkomsten, promoveerde onlangs een Surinamer. Het strategisch plan meent dat de segmentatie zit ingebakken in de fundamenten van de Staat zelf. Als het openbaar domein etnisch wordt verkaveld en als instituties van Staat invulling krijgen langs lijnen van etnische verdeeldheid, komen de stabiliteit en veiligheid van de Staat in gevaar, is opgemerkt. Interessant genoeg wordt gesteld dat er dan niet langer meer sprake van eenheid in verscheidenheid is, maar van georganiseerde verscheidenheid zonder eenheid. Op werkplekken en scholen en bij de verlening van overheidsdiensten kan rassendiscriminatie voorkomen. Er zijn in Suriname geen wetten die procedures of processen regelen waar benadeelden hun recht kunnen halen. Evenmin bestaan er instituten die ongevraagd advies kunnen geven of klachten kunnen behandelen. Volledige werking van het non-discriminatiebeginsel wordt hierdoor bemoeilijkt.

error: Kopiëren mag niet!