Effectieve overheidsorganisaties: een droombeeld?

Wanneer het om het veranderen van een overheidsorganisatie gaat bestaat een min of meer traditionele wijze van aanpak daarvan. In veel gevallen merken wij dan dat, zeer waarschijnlijk naar aanleiding van onbevredigend functioneren van het betreffende dienstonderdeel, een werkgroep of commissie wordt samengesteld die het onderzoek naar de disfunctionele verschijnselen zal verrichten. Het is ook mogelijk dat gewijzigd beleid noodzaakt tot organisatorische interventies. Ook externe ontwikkelingen kunnen aanleiding zijn tot veranderen van een of meer overheidsorganisaties. Gaat het om een organisatie die in ketens of in netwerken moet kunnen functioneren, zal ook die omgeving duidelijk in beeld gebracht moeten worden met vermelding van de specifieke kenmerken en probleemsituaties daarvan. Kortweg: een omgevingsanalyse. Begrippen als doorlichting en knelpuntenanalyse zijn niet onbekend wanneer het om voorgenomen reorganisaties gaat. Hebben de betreffende onderzoekers geen of weinig ervaring op het gebied van onderzoek in organisaties, dan is de kans heel groot dat slechts een intern gericht onderzoek zal plaatsvinden, met een focus op “de dingen van de dag”. Met name de gevallen waarbij het om een integraal onderzoek naar het functioneren van de betreffende organisatie gaat , zal uitdieping moeten plaatsvinden van het begrip “integraal” aangezien de wijze waarop dit wordt opgevat van doorslaggevende invloed zal zijn op de structuur van het onderzoek en de uitvoering daarvan. Het komt dienstig voor hierop met nadruk te wijzen, omdat het doen van integraal organisatieonderzoek op methodisch verantwoorde wijze geen werk is voor personen die op dit gebied geen gedegen theoretische achtergrondkennis hebben en niet over de vereiste ervaringskennis beschikken. De gevolgen van de ontwrichte beloningsstructuur van de overheid zijn niet zonder nadelige gevolgen voor de effectiviteit van overheidsorganisaties gebleven. Onder de heersende omstandigheden streven naar effectieve overheidsorganisaties lijkt dan ook een schier onmogelijke zaak. Er is geëxperimenteerd met het beloningsbeleid in de ambtelijke sector met alle nare gevolgen van dien. De politiek krijgt terecht de schuld van dit alles terwijl ook vakcentrales waarbij ambtelijke personeelsbonden zijn aangesloten, hebben nagelaten zich duidelijk uit te spreken over de gevolgen van het Fiso-systeem dat niet verder gekomen is dan een panorama van loongroepen en loonschalen. Het heeft er alles van dat deze centrales zelf geen beeld ervan hebben hoe verder gewerkt zal moeten worden in de richting van het rationaliseren van het overheidsapparaat. Zijn gezonde werkorganisaties geen werknemersrecht waarvoor vakbonden zo nodig ook moeten opkomen? Exponenten van vakcentrales hebben lijdzaam toegezien welke tragedie zich in het ambtelijk apparaat heeft voltrokken door introductiewijze van een analytisch systeem voor functiewaardering waarbij de beginselen van objectiviteit geweld is aangedaan. In adviesland van de overheid is ook het verschijnsel bekend dat een externe consultant eraan te pas komt die middels de expertbenadering onderzoek zal doen naar het reilen en zeilen van de organisatie en op grond van de uitkomsten daarvan zijn of haar aanbevelingen doet. De expertbenadering in optima forma waarbij de onderzoeker zijn rapport aanbiedt aan de opdrachtgever waarin een pallet aan knelpunten en adviezen zijn vervat. Niet de benaderingswijze van de expert-begeleider die het veranderingsproces met inzet van zijn opgedane ervaring als veranderkundige op gepaste wijze zal begeleiden. Soms gaat het om de consultant die zijn eindrapport aanbiedt en daarna vertrekt. Dit is de bekende “hit and run” werkwijze. Assembleeleden maken zich traditioneel geen zorgen over de staat waarin het overheidsapparaat zich bevindt. Dit is opmerkelijk, vooral waar er van uitgegaan mag worden dat overheidsorganisaties een belangrijke positie innemen op het gebied van de begrotingsuitvoering en de wijze van aanwending van toegewezen budgetten. Zijn eenmaal de departementale begrotingen goedgekeurd en bij wet geformaliseerd, dan maken de volksvertegenwoordigers zich geen zorgen meer over het vervolgtraject. Bewindspersonen worden niet ter verantwoording opgeroepen ter zake van de bestede begrotingsmiddelen. Over de voorgeschreven verantwoording van ontvangsten en uitgaven van de Staat weten wij als samenleving verder niets. Jaarverslagen van de Rekenkamer krijgen traditioneel geen aandacht. Over de mate van grondwettelijk voorgeschreven onafhankelijkheid van dit controle- orgaan valt overigens nog veel te zeggen. CLAD-rapporten over disfunctionele verschijnselen in overheidsorganisaties zijn maar vermoeiende pagina’s vol tekst. Het indienstnemen van personeel op departementen gaat gestaag verder, van een gericht wervings- en selectiebeleid is geen sprake, op de werkvloeren lopen ambtenaren elkaar voor de voeten, de loonkosten nemen toe, terwijl daartegenover het benedenmaats functioneren van overheidsorganisaties ongestoord voortduurt. Gezagsondermijning op afdelingsniveau is nu meer regelmaat dan uitzondering, een geschenk dat afkomstig is van politieke partijen met regeermacht toegerust. Zij heersen en beslissen over het bestuursapparaat. Wanneer zal een regeringsleider aantreden die met gevatheid optreedt tegen misbruik van overheidsorganisaties en die het overheidsapparaat doet functioneren overeenkomstig haar functie als schakel tussen openbaar bestuur en samenleving? Waarom maakt geen regime zich zorgen over de staat waarin dit apparaat zich reeds decennia aaneen bevindt? Wanneer zal effectiviteit het functioneren van overheidsorganisaties kenmerken? Of blijft de systematische verbetering van ons ambtelijk apparaat toch maar een hardnekkige hersenschim?
Stanley Westerborg
Organisatieanalist

error: Kopiëren mag niet!