De juiste timing en het stabilisatiefonds

De noodzaak van de instelling van een Spaar- en Stabilisatiefonds (SSF) is al tijdens de bestuursperiode Venetiaan 3 (2005-2010) ter sprake gebracht in de politiek, maar het kwam niet tot concrete stappen. De meest concrete stappen werden genomen in de daaropvolgende regeringsperiode, maar de behandeling van de belangrijke wet strandde in DNA toen de regering verwikkeld raakte in een crisis en liquiditeitsperikelen. Terwijl de regering nog worstelt met de crisis en maatregelen neemt die niet goed aankomen bij de burgerij, is de wet ter instelling van het SSF weer op tafel in het parlement. Het SSF was aanvankelijk bedoeld om bij bepaalde specifiek aangeduide macro-economische omstandigheden te geraken tot automatische stortingen in het SSF, waardoor op den duur een buffer zou ontstaan met een tweeledig doel: ten eerste als een appel voor de dorst en ten tweede om duurzame productie-investeringen te plegen, waarvan een deel van de inkomsten terugvloeien naar het SFF als financier. Aanvankelijk werd de uitdrukking ‘Souvereign Wealth Fund’ gebruikt. Opmerkelijk is dat in een periode toen wij goed boerden door de toevallige goede prijzen voor onze mijnbouwproducten, wij wel gespaard hebben in de vorm van de monetaire reserve, maar verzuimd hebben om het SFF tot stand te brengen. We kennen de monetaire reserves als opgepot min of meer inactieve kapitaal, bij het SFF gaat het om geld dat wordt geïnvesteerd om meer kapitaal te creëren. De Surinaamse regering is nu bezig de monetaire reserves weer op te bouwen, de groei is evident maar traag of beter gezegd, er zijn mogelijkheden om de reserves sneller te laten aanzwellen, ware het niet dat de regering nu schulden moet aflossen. De aflossingen van de schulden maken dat de monetaire reserves minder snel herstellen. De vraag die dan rijst is van waar men het kapitaal zal vinden, nu een drastisch herstel van de wereldmarktprijzen niet in zicht is, om stortingen te doen in het SFF. Het is bekend dat de huidige coalitiepartij een indringend probleem heeft met beschikbaar kader binnen de eigen gelederen, waardoor steeds meer noodzakelijkerwijs een beroep moet worden gedaan op mensen die bijvoorbeeld bewezen hebben niet geschikt te zijn om bijvoorbeeld gemeenschapsgelden te beheren of met zware verantwoordelijkheden om te gaan. Het gaat dan meestal om vastgeroeste personages uit de militaire periode met cultuurproblemen soms zelfs met een strafblad. Daarom is er de neiging om bij het SFF eert te kijken naar de beheerders van het gemeenschapsgeld. De regering wil het bestuur van het fonds leggen bij een raad. Deze raad wordt door de regering (lees: de president) benoemd en waarschijnlijk ook zo ontslagen. De raad bestaat uit 5 leden. De voorzitter wordt gekozen op voordracht van de regering. De minister van Financiën draagt 1 lid voor, dat plaatsvervangend voorzitter wordt. Dit tweede raadslid is dus ook van de regering c.q. de president. Eén lid wordt voorgedragen door de vakbeweging en 1 lid op voordracht van het bedrijfsleven. De vraag rijst welke organisaties van de vakbeweging en welke organisaties van het bedrijfsleven gevraagd zullen worden om een lid voor te dragen voor de raad. In de vakbeweging is er nu bijvoorbeeld een duidelijke splitsing tussen vakcentrales voor en vakcentrales tegen de regering. Bij het bedrijfsleven zijn er wel eens ook strubbelingen. Bij deze voordrachten kan er onderlinge onenigheid ontstaan. Ten slotte wordt 1 lid benoemd op voordracht van de president van de CBvS. Deze persoon kan gerust aangemerkt worden als de derde persoon van de regering c.q. de president. De meest problematische voordracht kan zijn de voordracht van de voorzitter, vooral als de regering naar vertrouwelingen en loyalisten zal zoeken. De regering zegt over het SFF zelf dat dit het best vergeleken kan worden met een spaarpot waaruit onder bepaalde voorwaarden geput kan worden om onvoorziene uitgaven te dekken, en een buffer te vormen voor financiering van productieprojecten. De regering wil met het SFF de overheidsfinanciën beschermen tegen scherpe prijsfluctuaties op de internationale markt voor mijnbouwproducten en tegen onvoorziene extra uitgaven in een noodsituatie, en om de diversificatie van de staatsinkomsten te bevorderen, waardoor er in de toekomst geen liquiditeitsproblemen optreden. De middelen van het SSF worden gevormd door stortingen, met name in periodes waarin de inkomsten uit de mijnbouwsector toenemen. De regering ging bij het concipiëren van de wet uit van hoge prijzen en goede inkomsten die toentertijd bestonden. De toelichting noemt dit en waarschuwt de regering dat ze moet oppassen voor crises, omdat deze de voorraden zullen opslokken. We zitten nu uitgerekend in een crisis. Het SSF is pas rendabel als de economie in een zodanige staat is dat crisis kan worden voorkomen. Deze economische omstandigheid is nu niet aanwezig. De basis voor het eerste jaar wordt gevormd door de mijnbouwinkomsten van het jaar 2017, die US$ 119.600.000 en SRD 331.500.000 zullen bedragen.

error: Kopiëren mag niet!