De beëindiging van het 8 december rechtsproces

Suriname is als jonge republiek, vanaf 1975, niet gespaard gebleven van externe zowel interne bemoeienissen ten aanzien van de invulling en inrichting van haar Soevereine Staat, in het bijzonder met betrekking tot het megastrafproces voor wat betreft de bevoegdheden van de staatsorganen in de republiek. Recentelijk nog in een persbericht van de stichting 8 december, waarbij de stichting de samenleving oproept om alert te zijn voor eenzijdige informatie verstrekking die alleen tot doel heeft de gemeenschap te verwarren, rechters hun naam te bezoedelen en uiteindelijk de onafhankelijke rechtspraak en de rechterlijke macht volledig uit te schakelen. Ik was ook verbaasd te lezen dat de stichting 8 december 1982 het rechtsproces respecteert en dit niet beoordeelt op basis van een opportunistisch belang in tegenstelling tot de verdachte wanneer een uitspraak niet in het voordeel van de verdachte is. Heel Suriname weet dat gedurende het gehele proces van beide kanten stellingen werden geponeerd en uitspraken werden gedaan afhankelijk van de beslissing op dat moment. Het zijn precies deze soort uitingen waaruit blijkt dat wij nog een lange weg te gaan hebben voordat wij de beleving van een democratische rechtsstaat zullen beseffen. Een cruciaal moment van het proces was toen de rechterlijke macht (Krijgsraad) de gewijzigde amnestiewet van 2012 onverbindend verklaarde, omdat zij van mening was dat het krachtens artikel 131 lid 3 van de Grondwet inmenging in het proces tot gevolg had. Op grond hiervan heeft het proces tot de dag van vandaag voortgang, ondanks de inroeping van artikel 148 van de Grondwet. Dit spel is tot nu toe volkomen in overeenstemming met de mogelijkheden die ons Staatsbestel biedt. Uitspraken van de heer Sandew Hira die als waarnemer en onderzoeker het proces, om zijn moverende redenen, als een politiek proces beschouwd mogen in een democratische rechtsstaat en kunnen niet als politiek aangestuurde aanslagen op deze belangrijke poot van de Trias politica worden gezien. Ik ben het met degenen die daar anders over denken vooralsnog eens dat het bewijs daartoe nog niet hard is geleverd maar dat komt nog. Wij kunnen richting einde van het proces gaan, omdat de auditeur militair zijn strafeis gebaseerd op zijn vermoeden heeft uitgesproken. Dat lijkt mij voer voor de strafrechtsgeleerden omdat naar mijn weten in het strafrecht de eigenlijke delictsomschrijvingen moeten worden benoemd. Dit spel zal verder voortgang vinden binnen ons Staatsbestel totdat het wordt beëindigd. Het is niet alleen aan de poot van de rechterlijke macht binnen de Trias Politica leer gelegen om dit beladen proces tot een goed einde te brengen. Daarover moeten wij allen die worden opgeroepen om alert te zijn van bewust zijn. De basisprincipes voor het functioneren van de staatsorganen is geregeld in onze MaMa Wet, de Grondwet.
Artikel 55 geeft De Nationale Assemblee de bevoegdheid om het volk van de Republiek Suriname te vertegenwoordigen en is tevens het hoogste orgaan van de Staat. Daarom zal het voor onze staatsrechtelijke geschiedenis en de vormgeving in onze rechtspraak goed zijn, indien De Nationale Assemblee als enig bevoegd orgaan daartoe een variant van een nutswetje tot stand zou brengen om duidelijkheid te verschaffen in de beoordeling van artikel 131 lid 3 van de Grondwet.
Wat wordt hiermee bedoeld? De rechter heeft bij de beoordeling om de amnestiewet toe te passen tijdens het proces gesteld dat het krachtens artikel 131 lid 3 inmenging zou opleveren vandaar dat de wet niet conform de wil van de wetgever in het proces is betrokken. Deze vergaande uitleg waarbij de onverbindendheid werd vastgesteld, die afwijkt van artikel 137 van de Grondwet waarbij de bevoegdheid wel uitdrukkelijk aan de rechter toekomt om een bepaling van een wet ongeoorloofd te verklaren, heeft veel stof doen opwaaien te meer daar krachtens artikel 80 de wetten onschendbaar zijn. Vandaar dat een onafhankelijke persoon als Sandew Hira de rechters heeft gepolitiseerd. Met een wet kan de verwarring worden weggenomen dat elke inmenging als bedoeld in artikel 131 lid 3 van de Grondwet alleen voor de Executieve geldt en nimmer kan gelden voor de wetgever, die immers deel uitmaakt van de Grondwetgever. Alleen al op grond van het zuiverheidsbeginsel lijkt het niet logisch om tot deze interpretatie te komen. Maar rechters zijn ook mensen met gevoelens zoals alle anderen en ik heb het voorrecht gehad om, zij het kort maar effectief, met leden van de rechterlijke macht samen te werken. En wat ik daaruit heb geleerd is dat de rechters duidelijkheid willen en binnen hun bevoegdheden wensen te handelen maar ook graag zien dat anderen hun bevoegdheid en verantwoordelijkheid nemen of oppakken.
De ex-minister van Justitie en Politie
Eugène van der San
Bron: NII

error: Kopiëren mag niet!