Beperking van de schadevergoedingsplicht van de vervoerder

De vervoerovereenkomst verplicht de vervoerder tot velerlei verplichtingen betreffende het feitelijke vervoer zelf (behouden en tijdige aflevering ter destinatie). Deze strekken zich uit van het moment van de in ontvangstneming van goederen tot aan de aflevering van de goederen. De vervoerder kan daarom slechts aansprakelijk zijn voor zover de schade in deze periode (verlies, beschadiging) of door overschrijding van deze periode (vertraging) is opgekomen dan wel is ontstaan. De verbintenis die de vervoerder aangaat wordt in de rechtspraak en de literatuur als een resultaatsverbintenis aangemerkt. De vervoerder kan aansprakelijk worden gesteld op grond van de wet, contract / buitencontract (onrechtmatige daad). Tijdens het vervoeren kunnen de goederen teniet gaan of beschadigen, hieruit vloeit voort dat de vervoerder aansprakelijk is voor de schade en deze vervolgens moet vergoeden. Maar wat voor bescherming biedt de wet en rechtspraak deze zwakke vervoerder? De vervoerder is niet aansprakelijk voor schade ontstaan door een beschadiging, voor zover deze is veroorzaakt door een omstandigheid die een zorgvuldig vervoerder niet heeft kunnen vermijden en voor zover zulk een vervoerder de gevolgen daarvan niet heeft kunnen verhinderen. De vervoerder moet dan overmacht bewijzen. De contractsvrijheid van partijen brengt met zich mee dat partijen bij het sluiten van zo een overeenkomst het recht hebben om hun aansprakelijkheid of schadevergoedingsplicht te beperken of uit te sluiten. Dit wordt middels exoneratieclausules gedaan, opgenomen in de overeenkomst. Maar waarom beperking of uitsluiting? Rekening houdend met de belangen is er dus zo’n exoneratiebeding gecreëerd ter bescherming van de vervoerder, ten einde hem in staat te stellen zijn beroep te kunnen blijven uitoefenen. De centrale vraag hierbij is: ‘kan een vervoerder zijn aansprakelijkheid geheel of gedeeltelijk uitsluiten?’. De vervoerder kan in beginsel zijn aansprakelijkheid of schadevergoedingsplicht geheel of gedeeltelijk uitsluiten, maar er zijn hiervoor een aantal beperkingen. Om geldig te zijn, dient het exoneratiebeding te voldoen aan de voorwaarden die gesteld worden voor elke overeenkomst, te weten toestemming, handelingsbekwaamheid, bepaalde voorwerp en geoorloofde oorzaak (art 1341 B.W). Ten eerste dient het exoneratiebeding aanvaard te zijn, hetgeen kennisname of mogelijke kennisname impliceert. Bij de vraag naar de geldigheid van een exoneratiebeding, besteedt de rechtspraak en rechtsleer in het bijzonder aandacht aan de toestemmingsvereiste. Om een beroep op een exoneratiebeding te kunnen honoreren moet in de eerste plaats vast staan of de partijen vooraf voldoende op de hoogte waren van het beding en ermee akkoord gingen. Een vervoerder die zich via bordjes of foldertjes wil vrijwaren van aansprakelijkheid zal zijn klanten/wederpartij dus expliciet op deze informatie moeten wijzen. Ten tweede mag het beding niet in strijd zijn met bepalingen van dwingend recht, de goede zeden of openbare orde. Ten derde mag het exoneratiebeding geen uitsluiting van eigen opzet/ eigen grove schuld inhouden.
Als beginsel geldt echter dat de vervoerder de door hem te betalen vergoeding van schade als gevolg van verlies van of beschadiging aan de goederen ook kan beperken tot een maximumbedrag. Maar er mag ook niet worden afgeweken van de dwingendrechtelijke bepalingen geregeld in het Wetboek van Koophandel (de artikelen 582 e.v Wvk).
In het H.B.U/Saladin arrest (HR 19 mei 1967, NJ 1967, 261) heeft de Hoge Raad een aantal richtlijnen ontwikkeld ter beantwoording van de vraag onder welke omstandigheden aan de schuldenaar een beroep op een exoneratiebeding in verband met de eisen van de goede trouw al dan niet openstaat: zwaarte van de schuld aan de zijde van de debiteur, de aard en de ernst van de voorzienbare schade, de aard en de verdere inhoud van de overeenkomst waarin het beding voorkomt, de (wan)verhouding tussen de overeengekomen beperking en de omvang van de schade, de maatschappelijke positie en de onderlinge positie van partijen en de mate waarin de wederpartij zich bewust is geweest van de strekking van het beding. Maar deze criteria zijn niet limitatief omdat andere omstandigheden een medebepalende rol kunnen spelen zoals de verhouding tussen het risico van de debiteur en de door de wederpartij te verrichten contraprestatie, de vraag wie van de partijen het risico heeft doen verzekeren, de aard van de gedraging en de positie die de exonerant ten opzichte van de debiteur inneemt.
Het Wetboek van Koophandel van Suriname voldoet niet meer aan de eisen van de tijd. Het is daarom noodzakelijk om tot een volledig hernieuwde, kwalitatief goede en internationaal aansluitende wetgeving te komen. Het Nederlands Boek 8 voldoet aan deze eisen, zoals in de praktijk wordt erkend. Bij de vergelijking van het huidig Wetboek van Koophandel en Boek 8 Concept BW omschrijf ik twee essentiële bepalingen waaruit blijkt dat ons huidig WvK achterloopt namelijk:
– Het bedrag waarvoor de vervoerder zijn aansprakelijkheid kan beperken, moet in overeenstemming gebracht worden met de huidige situatie en moet maatschappelijk aanvaardbaar zijn. Artikel 388 Concept BW regelt de beperking van aansprakelijkheid van de zeevervoerder. In het artikel wordt het speciale trekkingsrecht (special drawing right, SDR) gebruikt om uit te drukken tot welke geldwaarde de vergoeding is beperkt. Het beperkingsbedrag per collo is 666,67 SDR. Indien er 5000 colli aanwezig zijn waarvan 3000 colli zijn beschadigd wordt de rekeneenheid berekend over de 3000 beschadigde colli naar de waarde van het Surinaams geld, uitgedrukt in bijzondere trekkingsrechten, berekend volgens de waarderingsmethode die door het Internationale Monetaire Fonds op de dag van omrekening wordt toegepast ( 1 SDR = SRD 5.20 op 28-08-2014): 3000 SDR × SRD 5.20 van = SRD 15.600 over de beschadigde colli. Dat wil zeggen dat de vervoerder zijn aansprakelijkheid kan beperken tot een bedrag van SRD 15.600. En een andere optie binnen het zeerecht is dan de berekening van 2 rekeneenheden per kilogram brutogewicht der verloren gegane of beschadigde zaken, waarbij het hoogste van deze bedragen in aanmerking moet worden genomen. Bijvoorbeeld 5000 colli weegt in totaal 7000 kg dan is het beperkingsbedrag ( 7000 kg × 2SDR) 14000 SDR × SRD 5.20 = SRD 72.800 . In dit geval is de kg brutogewicht (SRD 72.800) de hoogste dan zal dit beperkingsbedrag moeten worden gehanteerd.
– Nietig is ieder beding in een vervoerovereenkomst onder cognossement, waardoor de vervoerder of het schip wordt ontheven van aansprakelijkheid voor verlies of beschadiging van of met betrekking tot zaken voortvloeiende uit nalatigheid, schuld of tekortkoming in het voldoen aan de verplichtingen in de artikelen 381,399 en 411, artikel 414 lid 1, de artikelen 492 en 493 of in artikel 1712 voorzien of waardoor deze aansprakelijkheid mocht worden verminderd op andere wijze dan in deze afdeling of in de artikelen 361 tot en met 366 is voorzien. Een beding, krachtens hetwelk de uitkering op grond van een gesloten verzekering aan de vervoerder komt of elk ander beding van dergelijke strekking, wordt aangemerkt als te zijn gemaakt teneinde de vervoerder van zijn aansprakelijkheid te ontheffen. De vervoerder kan zijn aansprakelijkheid wel beperken indien er sprake is van een geoorloofd beding over averij-grosse, levende dieren, zaken, die feitelijk op het dek worden vervoerd mits deze in het cognossement als deklading zijn opgegeven.
Gezien de ontwikkelingen op het gebied van goederenvervoer is het voor Suriname een noodzaak dat wij boek 8 Concept BW incorporeren in onze wetgeving. Dit is noodzakelijk om te voorkomen dat de nationale wetgeving tot een dode letter vervalt. De Surinaamse wetgever zal zich moeten inzetten om duidelijkheid te brengen in de regelgeving. Hieruit volgt dat de vervoerders en ook derden hun aansprakelijkheid niet altijd kunnen uitsluiten. Er moeten duidelijke richtlijnen komen binnen welke men zich mag en kan bewegen. Boek 8 Concept BW moet snel worden behandeld en de huidige artikelen die heden ten dage ongerechtvaardigd geacht worden, moeten worden vervangen. Bij de overgangsperiode moet er dan voldoende voorlichting worden gegeven over de nieuwe artikelen van het vervoerrecht zodat de belanghebbenden op de hoogte zullen zijn wat de inhoud is van het nieuw vervoerrecht. Dit biedt rechtszekerheid voor zowel de vervoerder als derden.
Roweena Ghogli ([email protected])

error: Kopiëren mag niet!