Begeleiding van onervaren leraren is bittere noodzaak

Het lerarenkorps van de voj- (mulo) en vos (middelbare)-scholen bestaat uit veel jonge leraren. Onder deze leraren zijn er velen die voor het eerst lesgeven, ze zijn dus zeer onervaren. Op sommige scholen is het zelfs zo dat het lerarenkorps voor het overgrote deel uit pas afgestudeerde leraren bestaat. Tijdens hun opleiding hebben zij wel kennis opgedaan van algemene didactiek, maar niet of nauwelijks van vakdidactiek. Daardoor beheersen onervaren leraren de “ fysiologie en anatomie “ van het vak niet/nauwelijks. Het beroepsprofiel en het opleidingsprofiel zijn niet goed op elkaar afgestemd.
Onervaren leraren worden “losgelaten” in het onderwijsveld en verder aan hun lot overgelaten. Niemand bekommert zich over hun functioneren. Ze kunnen nergens terecht met vakdidactische vragen. Hooguit wordt er op sectie- en intersectieniveau (de groep leraren per vak vormt de “sectie”op een school; leraren van alle vosscholen in een bepaald vak vormen de “intersectie”) overleg gepleegd met betrekking tot proefwerken, schoolonderzoeken en omvang van de leerstof. Van vakdidactische begeleiding door collega’s is er sporadisch sprake. Het risico bestaat dat een niet te verwaarlozen groep onervaren leraren niet kan uitgroeien tot bekwame schoolmeesters. Ze denken dat de manier waarop ze lesgeven, repetities opstellen, blaadjes corrigeren goed is en gaan op die weg door. Op de ervaring van het eerste jaar wordt voortgeborduurd. Er worden geen/nauwelijks nieuwe vakdidactische vaardigheden uitgeprobeerd. Wat men in het eerste jaar heeft geleerd, wordt telkens herhaald. Er is niemand die hun feedback geeft/begeleidt. De groep die klaagt over hun disfunctioneren, zijn de studenten. De schooldirectie kan desbetreffende leraren hooguit aanspreken op de vele onvoldoende cijfers en een enkele keer de onderwijsinspectie erop afsturen. Maar voor problemen met betrekking tot klassenmanagement, didactische werkvormen, opstellen en corrigeren van repetities, alsook evaluatie van toetsresultaten worden deze leraren aan hun lot overgelaten. De studenten raken gedemotiveerd en soms zelfs gefrustreerd.
Het slecht functioneren van leraren beïnvloedt het overgangs- en slagingspercentage van een school negatief. Een schooldirecteur vraagt soms voor een “ slechte leraar” overplaatsing naar een andere school. Daarmee wordt het probleem verplaatst naar de nieuwe school. Zo’n leraar raakt op den duur ook gefrustreerd, overal waar hij/zij te werk wordt gesteld, wordt over hem/haar geklaagd. Hij/zij krijgt een negatieve stempel gedrukt voor de rest van het leven.
Veel leraren kunnen niet goed lesgeven en geen goede repetities/toetsen opstellen. Repetities worden zonder een toetsmatrijs opgesteld. Alvorens een toets op te stellen is het handig en vereist om een toetsmatrijs te maken. Dit is een raamwerk van de toets, een lijst met onderwerpen die je wilt toetsen en een indicatie van het niveau waarop je wilt toetsen. Het geeft een overzicht van:
• De onderwerpen/onderdelen waarover de toets gaat
• Het aantal vragen/vraagstukken, gespecificeerd in moeilijkheidsgraad
• Het aantal vragen per onderwerp/onderdeel
Het raamwerk van de toets voorkomt dat een type vraag of opgave meerdere keren wordt gegeven in dezelfde toets, het voorkomt dat te veel opdrachten over dezelfde vaardigheden en onderwerpen gaan. De toetsmatrijs garandeert dat alle sub vaardigheden en domeinen aan bod komen. Voorts kan de toetsmatrijs dienen als verantwoording van de inhoud naar anderen, zoals collega’s en inspectie.
Ook het corrigeren van het door de leerlingen gemaakte toetsen laat veel te wensen over. Er is geen of nauwelijks sprake van foutenanalyse. Uit een recent onderzoek dat ik onder 50 mulo leraren heb gedaan, blijkt dat leraren heel slordig en inconsequent nakijken. Dat geeft soms verschillen van 4 punten op het eindcijfer.
De groep onervaren leraren zou intensief begeleid moeten worden. Per vak zou er tenminste een ervaren vakleraar moeten worden aangesteld als begeleider. De begeleider (vertrouwenscoach ) zou de leraren met zekere regelmaat moeten observeren in de klassesituatie en de nodige didactische aanwijzingen moeten geven. Momenteel wordt deze rol incidenteel en zeer gebrekkig vervuld door de onderwijsinspecteur. Omdat de onderwijsinspecteur meestal geen deskundige is in desbetreffend vak, kan hij/zij geen specifieke vakdidactische aanwijzingen geven. Bovendien accepteert een leraar van een niet ter zake deskundige inspecteur niet graag didactische aanwijzingen/adviezen, hetgeen begrijpelijk is (wat voor vakdidactische aanwijzingen kan een inspecteur met geschiedenis bevoegdheid geven aan een economie leraar ?).
Ik ben ervan overtuigd dat studieprestaties van leerlingen en schoolresultaten enigszins omhoog zullen schieten als onervaren leraren intensief worden gecoacht door vakbekwame begeleiders. Ik haast mij op te merken dat er ook andere factoren zijn die drukkend werken op schoolresultaten. Daarop kom ik terug in een ander artikel.
Voor zover ik kan schatten zijn er voor de meeste vakken van het voj en het vos zeer ervaren leraren, die dit werk zouden willen doen. Desnoods worden gepensioneerde leraren ingezet.
Hopelijk is begeleiding van onervaren leraren opgenomen in het onderwijsvernieuwingsbeleid van deze minister. Enige voortvarendheid in deze is geboden.
Jack Mohanlal ([email protected])

error: Kopiëren mag niet!