Advocaten pleiten voor terreurverdachten

De terreurverdachten R.A. en N.I. stonden vrijdag tegenover de rechter. Advocaat Murwin Dubois hield zijn pleidooi in deze zaak en stelde dat de verdachten zich op 3 van de 4 punten niet schuldig hebben gemaakt aan artikel 188a van het Wetboek van Strafrecht en pleitte voor vrijspraak. Het vierde punt, het in bezit hebben van munitie zonder vergunning, wordt door de verdachten bekend. De raadsman vroeg om bij de uitspraak het voorarrest in mindering te brengen.
Advocaat Michelle Lau-Kerssenberg noemde de 4 tenlasteleggingen. Het gaat om deelneming aan een criminele organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van terroristische misdrijven en het werven van een of meer personen voor een gewapende terroristische strijd zonder toestemming van het bevoegde gezag geldt als tweede punt. Het gaat ook om het tezamen en in vereniging met elkaar om tot nu toe onbekende personen financieren inzake terrorisme is een andere tenlastelegging en het in bezit hebben van munitie, zonder een vergunning van de procureur-generaal is eveneens ten laste gelegd. De raadsvrouw stelde dat in de eerste drie tenlasteleggingen het Openbaar Ministerie er niet in is geslaagd om bewijzen aan te leveren. De zaak, die aan het rollen kwam via een tip op Facebook en waarbij anonieme getuigen zijn gehoord, bevat naar de mening van de verdediging veel vermoedens en eigen conclusies van verbalisanten. Zo ontbreekt het bewijs voor de bewering dat “mensen hier te lande worden gerekruteerd voor IS, waarmee er grote geldbedragen in Amerikaanse Dollars gepaard gaan”. Dit is ook niet hard gemaakt middels bijvoorbeeld een bankstatement. Ook voor het statement dat de verdachten tezamen en in vereniging hebben gehandeld, is er geen bewijs van een nauwe en bewuste samenwerking. De raadsvrouw legde ook uit dat voor medeplegen dubbel opzet is vereist. Dit houdt in dat er opzet moet zijn op de samenwerking en opzet gericht moet zijn op het plegen van het strafbaar feit.
Lau-Kerssenberg stelde dat de verdachten broers zijn, met elkaar hebben gesproken over Syrië en berichten hebben gedeeld, maar dat dit nog geen opzet levert zoals in de wet wordt bedoeld. Ook van de betrokkenheid bij een criminele organisatie is niets gebleken. De raadsvrouw bepleitte dat duurzaam en gestructureerd samenwerken niet is bewezen. Voor het tenlastegelegde ‘werven’ van de broers beriep de advocaat zich op Nederlandse jurisprudentie, aangezien Suriname geen jurisprudentie kent op dit gebied. Volgens een arrest van de Hoge Raad (HR12-02-2018) is van ‘werven’ sprake als bij het werven van een persoon wordt beoogd de daadwerkelijke deelname aan, dan wel rechtstreekse inzet bij de gewapende strijd. Lau-Kerssenberg stelde tevens dat als vrouwen geworven worden om in het strijdgebied te gaan zorgen voor de bezittingen, het huishouden en de kinderen van een strijder, dit niet strafbaar is omdat dit niet kan worden aangemerkt als deelname aan de gewapende strijd. “Het is wel een belangrijk bestanddeel van de strafbaarstelling”, zei de raadsvrouw.
De vrouwen genoemd in de tenlastelegging zouden gaan zorgen voor de huishouding en de kinderen. De advocaat bepleitte ook dat de verdachten niet verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor onder andere de keuze van een van de personen die is vertrokken naar Syrië. Deze persoon is door een imam geïnteresseerd om volgens de strenge regels van de islam te leven. Deze persoon heeft zelf besloten om naar Syrië te vertrekken. De andere ‘geronselde’ betreft een 7-jarig kind. De advocaat verdedigde dit door te stellen dat het niet voor de hand ligt dat een kind van 7 gaat strijden. Over de financiering van terrorisme zei Lau-Kerssenberg dat de geldovermaking een humanitair aspect had, te weten een vriend niet op straat in een park te laten slapen, en was bedoeld voor hotelkosten in Turkije.
Op 8 april houdt de officier van justitie haar conclusie van repliek en op 25 april is de laatste zitting.

error: Kopiëren mag niet!