De Surinaamse overheid heeft in de afgelopen jaren de leningenkraan flink opengehouden. In de afgelopen 6 jaren heeft de overheid in totaal 99 leenovereenkomsten ondertekend met zowel binnenlandse als buitenlandse ‘geldschieters’. In totaal is bijkans US$ 3 miljard geleend in deze 6 jaren, waarvan tweederde deel in het buitenland en de rest lokaal. De grootste geldschieters van de staat zijn Openheimer, China, de Islamic Development Bank (IsDB), Inter American Development Bank (IDB) en de Centrale Bank van Suriname (CBvS).
De meeste buitenlandse overeenkomsten zijn in 2016 afgesloten (totaal 16). De meeste lokale overeenkomsten zijn in 2018 afgesloten (totaal 19). De piek in geld uitgedrukt, werd voor buitenlandse leningen in 2016 bereikt (ruim US$ 1.2 miljard), terwijl lokaal de piek in 2015 al werd bereikt toen de staat bij de CBvS iets meer dan US$ 700 miljoen leende. Bij de IDB heeft Suriname 13 leningen van iets meer dan US$ 300 miljoen lopen. Het getal is met 12 overeenkomsten bij de IsDB bijkans hetzelfde. Tegen de huidige geldende koers van de US$ op de valutamarkt zou voor deze 6 jaren alleen de schuld een waarde hebben van ruim SRD 22 miljard. De koersverschillen in voorgaande jaren en tussentijdse aflossingen kunnen echter hier een neerwaartse werking op hebben.
Volgens het Bureau voor Staatschuld zou de staatschuld echter staan op het niveau van SRD 18.676,6 (februari 2019). Hoe realistisch dit bedrag is, gezien het betreft alle schulden van de staat, blijkt discutabel te zijn.
Kavish Ganesh
