1999, een flits

De dagen die we nu meemaken en het opeenpakken van groepen burgers die ontevreden zijn, doet ons terugdenken aan het einde van de vorige eeuw toen een NDP-gelieerde regering ook in zwaar weer was terecht gekomen. De problemen waren min of meer gelijkluidend. Nu is het grootste bezwaar vanuit de burgerij de straffeloosheid waarmee personen rondom het staatshoofd betrokken zijn geweest in verspillingen en mogelijk zware winstgevende corruptie, zonder dat ooit maatregelen tegen hen in overweging zijn genomen. Er wordt steeds vaker gezegd dat een heel groot bedrag is verdwenen en dat de schuldigen bekend zijn. Dat verdwijnen heeft Suriname kwetsbaarder gemaakt en desperaat gemaakt, dat bracht ons voor de deuren van het IMF, zonder dat we qua kwaliteit van bestuur gereed waren om zaken met het IMF te doen. Daarvan zeiden we vanaf het begin dat de huidige monetair-financiele autoriteiten de discipline en de medewerking van het hoger kader niet mee hebben om op tijd te rapporteren allee al. De kwaliteit van de Surinaamse overheid is zwaar geërodeerd door pensioneringen en ander natuurlijk verloop. Luiheid en onvermogen zijn de woorden waarmee de top van het huidige ambtenarenapparaat nu het best kunnen worden beschreven. Ze zijn zwaar onderbetaald en door luiheid en zware improductiviteit heeft men zich thans overbodig gemaakt, de overheid kan het hoger kader missen, een staking van hun zou bijvoorbeeld geen verschil uitmaken nu. Rapporteren naar IMF is daarom een onmogelijke opgave, laat staan het uitvoeren van technische projecten is punt 2. Financiën kan de gemaakte beloften niet waarmaken, veel geld ligt nog buiten. De grootste klacht en drijfveer tot actie is nu waarom de regering geen pogingen waagt om de miljoenen terug te halen van de enkele bekende mensen die het hebben gepakt. De indruk bestaat dat deze de miljoenen zien als een compensatie voor persoonlijke offers die ze eerder in de jaren ’80 en ’90 hebben gebracht. In 1999 bereikte een massaprotest onder deze omstandigheden tot een hoogtepunt toen door druk de massa, het parlement en de politiek, de zittende president noopten tot het houden van vervroegde verkiezingen een jaar eerder dan normaal. We memoreren vanuit een nrc-dossier uit die tijd. Geschreven werd dat Suriname al praktisch failliet was. Volgens ex-president Andre Telting (†) van de CBvS zat het land nog veel verder in de schulden dan de buitenwereld dacht. In juli verscheen in het Amerikaanse weekblad Time een acht pagina’s tellende advertentiebijlage over Suriname. De Surinaamse overheid erkende daarin wel dat er problemen waren in het land, maar had het verder over de “glansrijke vooruitzichten” en de “gouden kansen” voor investeerders. Nu gaan we pogingen ondernemen met Investsur en mogelijk is een advertentie in de pijplijn. Tegen juli 1999 was er geen geld voor de ministeries, het geld was op. Er was een acuut liquiditeitstekort, zo acuut dat de krediet(openingen)en aan ministeries waren gestopt. Telting was door de gebundelde oppositiepartijen (NPS, VHP, SPA etc.) voorgesteld als presidentskandidaat, maar het moment dat vervroegde verkiezingen zouden komen, liet men hem vallen. De particuliere banken moesten in 1999 de salarissen voor de ambtenaren voorschieten aan de Surinaamse regering. Ministeries kregen geen geld voor materiële uitgaven, met uitzondering van het ministerie voor Regionale Ontwikkeling. De media zouden melden dat dit een politieke move was: RO deed uitgaven voor ‘bosnegers en indianen’, onder wie veel kiezers waren van de regeringspartij. Volgens Telting was de financiële situatie veel ernstiger dan het IMF onlangs in een zeer negatief rapport aangaf. De buitenlandse schuld van Suriname zou namelijk worden onderschat. Een opmerkelijkheid toen was dat de regering aan het SZF de door ambtenaren opgebrachte ziekenfondspremies niet overdroeg, de ziekenhuizen zaten daardoor zonder geld. Er werd zwaar in het buitenland geleend om overheidsuitgaven. Telting kwam in zijn becijfering tot een schuld van meer dan 400 miljoen dollar en ruim 500 miljoen dollar als overheidsgaranties werden meegenomen. Voorbeelden van de buitenlandse leningen was dat van 63,5 miljoen dollar door de CBvS gebruikt voor mislukte valuta-interventies met Surinaams goud als onderpand. Er was een Chinese lening van 25 miljoen dollar voor volkswoningbouw, 37,5 miljoen dollar bij Spaanse banken voor aanschaf van patrouilleboten en twee patrouillevliegtuigen. Deze bijdragen zijn veel kleiner dan de bedragen die de Surinaamse regering nu wil lenen. De leningen werden ook ingezet voor andere bestemmingen zoals de financiering van de twee bruggen. In mei en juli volgden en grote acties in Suriname waaraan veel ambtenaren onder hun grote vakbond deelnamen, maar ook ziekenhuizen en pompstations deden mee. Er kwam een breuk tussen de de facto politieke leider en de formele politieke leider, er volgde een uiteenvallen van de coalitie in DNA, er volgden half succesvolle afzetprocedures in DNA en uiteindelijk werd het besluit genomen tot vervroegde verkiezingen. Vanaf dit moment was het volk niet meer te porren om in tienduizenden de straat op te komen. Al heel vroeg nam de oppositie de overhand en liet alle beloftes van een zakenkabinet met technocraten inclusief de aan het volk voorgehouden presidents- en vp-kandidaat vallen. Het werd een puur politieke aangelegenheid, de CLO die een grote massa had gemobiliseerd werd aan een kant gezet, ze was uitgespeeld. Vanaf 2000 volgde wel constant, consistent en aanhoudend een verbetering van de economische en de sociale situatie met als hoogtepunt de periode 2005-2010. Macro-economisch zagen de cijfers er goed uit, maar Suriname was nog steeds economisch fragiel omdat met name de NPS zware tegenstander was van versterking van de agrarische sector en het bevorderen van het ondernemerschap, omdat daardoor partner VHP enorm sterk zou worden. Dat moedwillig benadelen van de Surinaamse economie en de Surinaamse toekomst is het tweede grote probleem dat de huidige situatie in Suriname verklaart.

error: Kopiëren mag niet!